oefentoets H3

Oefentoets H3 Energie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets H3 Energie

Slide 1 - Tekstslide

PLANNING
lesdoel 
uitleg + vragen afgewisseld
uitleg formule driehoek (als er tijd is)
afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

lesdoel 
controle of alle leerdoelen van H3 behaald zijn?

- uitleggen wat fossiele brandstof is
- het begrip rendement uitleggen aan een medeleerling
- kun het rendement uitrekenen
- weet je het verschil tussen vermogen en energie

Slide 3 - Tekstslide

Welke stoffen zijn fossiele brandstoffen?
A
steenkool
B
aardgas
C
uranium
D
steen

Slide 4 - Quizvraag

In de condensor van een elektriciteitscentrale wordt water verhit, zodat er hete stoom ontstaat
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

de generatoren in een elektriciteitscentrale worden aangedreven door een turbine
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

in koeltorens bij een elektriciteitscentrale wordt hete stoom afgekoeld tot koelwater
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

reken om:
0,25 kJ = ... J

Slide 8 - Open vraag

reken om:
3730 J = ... kJ

Slide 9 - Open vraag

De verbrandingswarmte van spiritus is 18 kJ/mL.

Hoeveel warmte (kJ) ontstaat er als je 5 mL spiritus verbrandt?
NOTEER JE BEREKENING!

Slide 10 - Open vraag

Welke energieomzetting vindt plaats in een windturbine?

Slide 11 - Open vraag

welke bewering is waar?
A
1 joule = 1 watt
B
1 joule = 1 watt per seconde
C
1 watt = 1 joule
D
1 watt = 1 joule per seconde

Slide 12 - Quizvraag

Rendement berekenen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Rendement
Het rendement is het percentage van de energie die we nuttig gebruiken.

Het rendement is het gedeelte van de geleverde energie (de pijl voor de energie omzetter) die nuttig wordt gebruikt (de pijl die uit de energie omzetter komt die je gaat gebruiken).

Meestal is het energie verlies de warmte die ontstaat, maar denk ook aan geluid.

De energie die in de energie omzetter gaat noemen we de opgenomen energie (opgenomen door het apparaat) Dit noteren we als Eop of Pop (opgenomen vermogen)

Slide 15 - Tekstslide

Hoe groot is het rendement van een elektrisch apparaat?
A
Altijd groter dan 100 %
B
Precies 100 %
C
Altijd minder dan 100 %
D
100 % of minder.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe heet de energie in zonlicht?
A
chemische energie
B
stralingsenergie
C
warmte
D
Fossiele energie

Slide 17 - Quizvraag

welke energieomzetting vindt er plaats in een zonnecollector?

Slide 18 - Open vraag

Bekijk het schema met de energiestroom en de opbrengst van een zonnepaneel.
Welke energiesoort moet bij A staan?
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
stralingsenergie
D
warmte

Slide 19 - Quizvraag

Bekijk het schema met de energiestroom en de opbrengst van een zonnepaneel.
Welke energiesoort moet bij B staan
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
stralingsenergie
D
warmte

Slide 20 - Quizvraag


Een zonnepaneel ontvangt 1200 W straling en levert 1000 W warmte. Bereken het rendement van het paneel.

Slide 21 - Open vraag


Een zonnepaneel heeft een oppervlak van 1,2 m2. De stralingsnergie is 1200 W/m2. Het zonnepaneel levert 200 W.
Bereken het rendement.

Slide 22 - Open vraag

Als de zon schijnt, neemt een zonnepaneel een vermogen op van 4500 W. Het nuttig vermogen van het zonnepaneel is 1350 W.
Wat is het rendement van dit paneel?

Slide 23 - Open vraag

formule driehoek 
Schrijf mee!

Slide 24 - Tekstslide

Maak een foto van de aantekening van jou formule driehoek!

Slide 25 - Open vraag

Het zonlicht dat op een zonnepaneel van 100 bij 20 cm valt, levert onder gunstige omstandigheden een vermogen van 200 W.
Hoe groot is het nuttig vermogen van zo'n zonnepaneel bij een rendement van 0,8 ?

Slide 26 - Open vraag

In Noorwegen staan veel grote waterkrachtcentrales.
In Nederland wordt waterkracht maar op kleine schaal gebruikt.
Hoe komt het dat waterkracht in Nederland maar op heel kleine schaal kan worden toegepast?
A
Nederlands heeft geen grote rivieren
B
Nederland heeft geen hoge bergen
C
Nederland heeft geen uitgestrekte meren
D
Nederland heeft geen lange zeekust

Slide 27 - Quizvraag

Ik begrijp wat rendement is kan het rendement berekenen.
Of heb er extra uitleg over nodig?

Slide 28 - Open vraag

Huiswerk / Reminder! 
Dinsdag 26 januari de presentaties over energie in teams. 

Slide 29 - Tekstslide

Henk heeft een antieke staartklok. Zo'n klok werkt op de zwaarte-energie van een metalen gewicht. Als Henk terugkomt na een paar weken vakantie, staat de klok stil. De klok begint weer te lopen nadat Henk het gewicht 1,4 m omhoog heeft getrokken. Het gewicht heeft een massa van 0,9 kg.
Bereken hoeveel zwaarte-energie (in J) het gewicht heeft na het omhoogtrekken. Neem g = 10 N/kg. Geef je antwoord in één cijfer achter de komma.

Slide 30 - Open vraag

welke energieomzetting vindt er plaats in een waterkrachtcentrale?

Slide 31 - Open vraag

Een albatros is een trekvogel die het grootse deel van zijn leven in de lucht boven de zee doorbrengt.
De massa van een albatros is 9,0 kg. Deze albatros speurt op een hoogte van 240 meter naar voedsel.
Bereken de zwaarte-energie (in kJ) die de albatros op dat moment heeft. Neem g = 10 N/kg.

Slide 32 - Open vraag

Een waterkrachtcentrale heeft een maximaal elektrisch vermogen van 650 MW en een rendement van 40%.

Hoeveel joule zwaarte-energie gebruikt de centrale per seconde als hij het maximale vermogen levert?
A
97,5MJ
B
650 MJ
C
975 MJ
D
1625 MJ

Slide 33 - Quizvraag

Door een waterkrachtcentrale stroomt in één seconde 1,3 m3 water naar beneden. Het hoogteverschil van het water voor en na het waterrad is 6,0 m.
1 m3 water heeft een massa van 1000 kg.
De waterkrachtcentrale levert een elektrisch vermogen van 46,8 kW.

Bereken de hoeveelheid opgenomen energie (in J) en het rendement van de waterkrachtcentrale.

Slide 34 - Open vraag