Exploitatie Begroting

Exploitatie begroting
Wat houdt dat in?
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Exploitatie begroting
Wat houdt dat in?

Slide 1 - Tekstslide

wat is exploiteren?

Slide 2 - Tekstslide

wat is exploiteren?
Wat betekent het woord exploiteren?
De werkwoorden uitbaten, exploiteren en runnen zijn standaardtaal in het hele taalgebied. Ze hebben alle drie de betekenis 'een zaak winstgevend (proberen te) maken'.

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag leren we..
  • je kunt uitleggen wat een exploitatiebegroting is
  • je kunt voorbeelden van kosten(soorten) benoemen
  • je kunt het exploitatieschema uit je hoofd opschrijven

Slide 4 - Tekstslide

Zelf een E.B. uitrekenen

Slide 5 - Tekstslide

Splitsen Exploitatiekosten
  • Deze worden per stuk uitgeschreven en berekend
  • Bedragen krijgen een eigen kolom
  • De optelsom van de Exploitatiekosten komt in de optelsom van de Exploitatie begroting

Slide 6 - Tekstslide

Uit welke onderdelen bestaat een E.B.?
A
Consumentenomzet, kosten,BTW en winst 
B
Omzet, kosten, BTW en brutowinst 
C
Consumenten omzet, BTW en winst 

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het woord "consumenten" in het woord consumentenomzet
A
Het bedrag dat vermeld staat is exclusief de BTW
B
Het bedrag dat vermeld staat is inclusief de BTW

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting BTW ?
A
Belasting tegen winst
B
Belasting tegengestelde waarde
C
Belasting toegevoegde waarde
D
Belasting tegengestelde winst

Slide 9 - Quizvraag

Een andere verzamelnaam voor de exploitatiekosten is:
A
Huur enzo
B
Zakelijke kosten
C
Inkoopwaarde

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een andere naam voor de inkoopprijs van de goederen die je wilt verkopen?
A
Inkoopwaarde
B
Exploitatiekosten

Slide 11 - Quizvraag

Wat houdt je over als je de BTW van de Consumentenomzet afhaalt?
A
Brutowinst
B
Nettowinst
C
Omzet

Slide 12 - Quizvraag

Wat houdt je over als je de inkoopwaarde van de omzet afhaalt?
A
Consumentenomzet
B
Nettowinst
C
Brutowinst

Slide 13 - Quizvraag

Consumenten Omzet
BTW
Netto Omzet
Inkoopwaarde
Brutowinst
Exploitatiekosten
Nettowinst

Slide 14 - Sleepvraag

Aiman produceerd normaal 30 lego blokjes , hiervoor heeft hij € 3,- aan variabele kosten pp. en € 30,- aan totale constante kosten. Wat is zijn integrale kostprijs?
A
€ 4,-
B
€ 1,-
C
€ 1,10
D
€ 3,-

Slide 15 - Quizvraag

Directe kosten & indirecte kosten
  • Directe kosten = kosten die direct te maken hebben met een product of afdeling.

  • Indirecte kosten = kosten waarbij niet precies is aan te geven voor welk product je ze maakt.  

Slide 16 - Tekstslide

Constante kosten
Variabele kosten

Slide 17 - Tekstslide

Marijn heeft € 100,- aan totale constante kosten en € 5,- aan variabele kosten pp. Hij heeft 200 producten gemaakt. Wat zijn de totale kosten van Marijn?
A
€ 105,-
B
€ 1000,-
C
€ 5,50
D
€ 1100,-

Slide 18 - Quizvraag

Marijn heeft € 100,- aan totale constante kosten en € 5,- aan variabele kosten pp. Hij heeft 200 producent gemaakt. Wat is de integrale kostprijs van Marijn?
A
€ 5,50
B
€ 105,-
C
€ 1100,-

Slide 19 - Quizvraag

Loonkosten van vast personeel zijn:
A
Constante kosten
B
Variabele kosten

Slide 20 - Quizvraag

Marijn heeft € 100,- aan constante kosten en € 5,- aan variabele kosten pp. Hij heeft 200 producent gemaakt. Wat zijn de totale kosten van Marijn?
A
€ 105,-
B
€ 1000,-
C
€ 5,50
D
€ 1100,-

Slide 21 - Quizvraag

Welk bedrag
hoort bij BTW

Slide 22 - Woordweb

Zelf een E.B. uitrekenen

Slide 23 - Tekstslide

Welk bedrag
hoort bij Omzet?

Slide 24 - Woordweb

Zelf een E.B. uitrekenen

Slide 25 - Tekstslide

Welk bedrag
hoort bij Brutowinst

Slide 26 - Woordweb

Zelf een E.B. uitrekenen

Slide 27 - Tekstslide

Welk bedrag
hoort bij Exploitatiekosten

Slide 28 - Woordweb

Zelf een E.B. uitrekenen

Slide 29 - Tekstslide

Welk bedrag
hoort bij Netto winst

Slide 30 - Woordweb

Exploitatiekosten
  • Grondstof en materiaal
  • Duurzame productie middelen
  • Arbeid
  • Diensten van derden
  • Belastingen en heffingen
  • Kapitaal

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld
Grondstoffen /
Materiaal

Slide 32 - Woordweb

Voorbeeld
Duurzame
productiemiddelen

Slide 33 - Woordweb

Voorbeeld
diensten van
derden

Slide 34 - Woordweb

Voorbeeld
Kapitaalkosten

Slide 35 - Woordweb

Opdracht
Salon Mooi, Mooier, Maureen 2. Sanne wil voor haar salon een exploitatiebegroting maken zij heeft de volgende gegevens;

Consumentenomzet: € 87.650
Inkoopwaarde van de omzet: € 28.500
Huisvestingskosten: € 10.800
Rentekosten: € 1.080
Afschrijvingskosten: € 2.500
Personeelskosten: € 13.360
Overige kosten: € 2.950
BTW:21%
Maak voor Maureen het exploitatieoverzicht

In Teams: Opdacht Exploitatiebegroting

Slide 36 - Tekstslide

Exploitatiekosten indelen
Vier categorieën:
Personeelskosten
Verkoopkosten
Huisvestingskosten
Afschrijvingskosten

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht; stel de exploitatiebegroting op.
De onderneming waar jij voor werkt heeft gegevens verzameld voor de exploitatiebegroting

  • Je verwacht een consumentenomzet van € 496.100 (incl 21% btw)
  • Brutowinst in procenten van de omzet: 37%
  • Brutoloonkosten: € 49.000
  • Sociale lasten: 30% van de bruto loonkosten
  • Vakantietoeslag: 8% van de bruto loonkosten
  • Huur winkel en magazijn: € 18.000
  • Energiekosten: € 5.400
  • Promotie- en presentatiekosten: 1,5% van de omzet
  • Afschrijvingskosten bedrijfsauto: € 7.500
  • Afschrijvingskosten inventaris: € 2.400
  • Betaalde rentekosten: € 3.400
  • Overige exploitatiekosten: € 21.500





timer
6:00

Slide 38 - Tekstslide