Introductie Zo was het toen

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

- Lezen in je leesboek

- Uitleg opdracht 'Zo was het toen'

- Aan de slag met een onderzoeksvraag

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

- Je hebt aan het einde van de les in je boek gelezen en kunt omschrijven waar het zich afspeelt.

- Je hebt aan het einde van de les een beeld bij de opdracht die hoort bij het thema 'Zo was het toen'.

- Je kunt een onderzoeksvraag voor deze opdracht formuleren.

Slide 3 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
Denk na over waar het boek dat je leest zich afspeelt.

Slide 4 - Tekstslide

In welke omgeving speelt het boek dat je leest zich af?

Slide 5 - Open vraag

Zo was het toen...

In deze opdracht ga je een werkstuk schrijven met als titel 

‘Zo was het in mijn woonplaats in….’
Hoe was het vijftig jaar geleden om in jouw woonplaats te wonen? Of vijfhonderdjaar geleden? Je mag
ook een andere plaats als onderwerp kiezen, zoals je geboorteplaats of eenbekende Nederlandse stad.


Slide 6 - Tekstslide

Doelen van de opdracht

Schrijfdoelen:

- Je kunt een werkstuk maken.

-Je kunt een nette indeling maken.

- Je kunt de lezer nieuwsgierig maken met de inleiding.

- Je kunt de hoofdgedachte formuleren in het slot.

- Je kunt volgens een vaste tekststructuur en bouwplan een werkstuk schrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Doelen van de opdracht

Spreekdoelen:

- Jekunt luisterstrategieën inzetten ter voorbereiding op je werkstuk.

- Je kunt vooraf goede vragen bedenken die je nodig hebt.

- Je kunt aantekeningen maken.

- Je kunt deze aantekeningen gebruiken voor een goed lopend verhaal.

-Je kunt over dit verhaal een informatief gesprek voeren

Slide 8 - Tekstslide

Planning werkstuk

Inleveren in week 44!

Eerste versie af in week 42

Slide 9 - Tekstslide

De onderzoeksvraag


De onderzoeksvraag moet duidelijk aangeven welke informatie je zoekt.

De onderzoeksvraag moet open en concreet zijn.

Wat is een concrete onderzoeksvraag?

Slide 10 - Tekstslide

Een paar voorbeelden

- Hoe was het vroeger in IJmuiden?

- Hoe onstond de Jordaanoproer in 1934 in Amsterdam?

-Wat gebeurde er tijdens de Tweede Wereldoorlog?

- Hoe leefden de wezen in 1570 in Haarlem?


Goede of foute onderzoeksvragen?

Slide 11 - Tekstslide

Deelvragen

Deelvragen vloeien voort uit de hoofdvraag. De deelvragen leiden tot het antwoord op de hoofdvraag, de onderzoeksvraag. Deelvragen mogen geen nieuwe onderwerpen aansnijden.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!

Denk na over waar jij je onderzoek over wilt doen.

Welke vragen moet je daarvoor stellen?

Wie moet je interviewen om die antwoorden te krijgen?

Slide 13 - Tekstslide