Pijn en pijnbestrijding

Omgaan met Pijn......
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Omgaan met Pijn......

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • theorie pijn
  • het nagaan van signalen die er zijn bij pijn
  • waar zitten de aandachtspunten
  • waar zitten de valkuilen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pijn

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Noem enkele oorzaken van pijn...

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken
Beschadiging van het lichaam
Infectie
Tumorgroei
Beknelling
Overbelasting
Vermoeidheid
Spanning en stress

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pijn is.....
  • Wat de cliënt zegt wat het is
  • Wanneer de cliënt zegt dat het is 
  • Een onplezierige sensorische en emotionele ervaring
  • Een waarschuwing 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is :
Acute pijn ?
Chronische pijn ?
Nociceptieve pijn ?
Doorbraakpijn ?




Slide 8 - Tekstslide

Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
Chronische pijn = pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft
Nociceptieve pijn = pijn door weefselbeschadiging
Doorbraakpijn = pijn die door gegeven medicatie breekt
Acute pijn
  • = pijn die plotseling optreedt
  •  is daardoor waarschuwend, 
  • duurt korter dan half jaar,
  •  is goed te behandelen 
  • er is een duidelijke relatie tussen prikkel en pijn 



Slide 9 - Tekstslide

Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
Chronische pijn = pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft
Nociceptieve pijn = pijn door weefselbeschadiging
Doorbraakpijn = pijn die door gegeven medicatie breekt
Chronische pijn
  •  Pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft (en heeft daardoor zijn waarschuwende functie verloren)
  • Rol van weefselbeschadiging kan variëren van duidelijk tot onduidelijk
  • Onder te verdelen in maligne pijn (t.g.v. tumoren, metastasen of kankerbehandeling) en niet- maligne pijn (pijn die niet samenhangt met een levensbedreigende ziekte)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Nociceptieve pijn 
  •  = pijn door weefselbeschadiging
  • bijvoorbeeld bij een wond of ontsteking
  • Deze pijn wordt ook wel weefselpijn genoemd: Bij weefselschade komen er stoffen vrij die kleine nociceptoren (pijnzenuwvezels) prikkelen. Nociceptoren zijn sensoren die weefselbeschadiging of dreigende weefselbeschadiging waarnemen. Zij sturen pijnsignalen naar de hersenen, waardoor we pijn voelen. 

Slide 12 - Tekstslide

Nociceptieve pijn is pijn die ontstaat door schade aan weefsel, bijvoorbeeld bij een wond of ontsteking. Deze pijn wordt ook wel weefselpijn genoemd2. Bij weefselschade komen er stoffen vrij die kleine nociceptoren (pijnzenuwvezels) prikkelen12. Nociceptoren zijn sensoren die weefselbeschadiging of dreigende weefselbeschadiging waarnemen34. Zij sturen pijnsignalen naar de hersenen, waardoor we pijn voelen41. Nociceptieve pijn verschilt van neurogene pijn, omdat ze een andere behandeling vereist3.
Doorbraakpijn 
  •  = pijn die door gegeven medicatie breekt
  • Doorbraakpijn is pijn die plotseling opkomt en daarna weer verdwijnt of minder wordt. 
  • Het is vaak een plotselinge, tijdelijke verergering van pijn bij iemand met chronische pijn. 
  • De pijn komt soms meerdere keren per dag opzetten.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde
(Probeer voor je zelf te verbeelden wat er gebeurt als je bijv. je knie tegen een tafel stoot)
A
Pijngedrag, pijn gewaarwording, Pijnbeleving, Pijnprikkel
B
Pijnprikkel, Pijngedrag, Pijngewaarwording, Pijnbeleving
C
Pijnprikkel, Pijnbeleving, Pijngewaarwording, Pijngedrag
D
Pijnprikkel, Pijngewaarwording, Pijnbeleving, Pijngedrag

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pijn is ....
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fantoompijn is..
A
Acute pijn
B
Chronische pijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het pijnbelevingsmodel heet
A
Model van Losser
B
Model van Loeser
C
Model van Pain
D
Model van VAS

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pijngewaarwording is ..
A
Een pijnprikkel
B
Bewust worden van de pijn
C
Hoe je met pijn omgaat
D
Therapie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van het meten van pijn
A
Subjectieve gegevens objectief maken
B
Verlagen van het risico op chronisering van de pijn
C
Eenduidige communicatie
D
Alle antwoorden zijn van toepassing

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft de meeste invloed op het in stand houden van chronische pijn?
A
Weefselschade
B
Gedrag
C
Gedachtes

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkst bij pijnstilling voor de behandeling van chronische pijn?
A
innemen wanneer de pijn optreedt
B
kosten van het medicijn
C
De spiegelopbouw in het bloed
D
Vertrouwen hebben in het medicijn

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies