Paragraaf 3 De winkelprijs

Programma
Herhaling paragraaf 2
Huiswerk maken paragraaf 2 en de rekentrainer
Uitleg en maken paragraaf 3
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling paragraaf 2
Huiswerk maken paragraaf 2 en de rekentrainer
Uitleg en maken paragraaf 3

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling paragraaf 2 Bedrijfskosten
Huisvestingskosten
Loonkosten
Verkoopkosten
Algemene kosten

Leg uit met voorbeelden!

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Maken paragraaf 2 en de rekentrainer paragraaf 2

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3 De winkelprijs
Ik kan aangeven waar de omzet, de brutowinst en de kostprijs uit bestaan.
Ik kan de bedrijfskosten en de nettowinst per product berekenen.
Ik kan de brutowinstopslag en de verkoopprijs exclusief BTW berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Winkelprijs

De winkelprijs is de prijs die de consument in de winkel betaalt voor een product of dienst. Dit wordt ook wel de consumentenprijs genoemd. Het is de prijs die je aan de winkelier betaalt, inclusief btw.


consumentenprijs = verkoopprijs + btw

Slide 5 - Tekstslide

Winkelprijs berekenen
Inkoopprijs
€ 7,00
Brutowinstopslag
€ 5,88                       +
Verkoopprijs excl.
€ 12,88
BTW 21%
€ 2,70                       +
Winkelprijs
€ 15,58

Slide 6 - Tekstslide

Brutowinstmarge/brutowinstopslag
Om als ondernemer winst te maken, moet je bij de inkoopprijs van je product een bedrag optellen waarmee je de bedrijfskosten kunt betalen en waarna je ook nog winst overhoudt.

Brutowinst per product is het verschil tussen de inkoopprijs en verkoopprijs.

De brutowinstmarge is de brutowinst uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs.

Slide 7 - Tekstslide

Bedrijfskosten per product
Stap 1: bereken de totale bedrijfskosten
Stap 2: bereken de totale productie
Stap 3: gebruik de volgende formule:

bedrijfskosten per product = totale bedrijfskosten : totale productie

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Een spijkerbroek kost voor de inkoop € 17,50. De totale bedrijfskosten zijn € 7000 per maand. De afzet is 800 spijkerbroeken per maand
Bereken eerst de bedrijfskosten per product per maand
€ 7.000 / 800 spijkerbroeken = € 8,75
Hoeveel bedraagt de kostprijs van 1 spijkerbroek?
€ 8,75 + 17,50 = € 26,25....wat komt hier nog bij?

Slide 9 - Tekstslide

Winkelprijs berekenen
Zie bladzijde 18, punt 6.

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Maken paragraaf 3 en rekentrainer

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3 De winkelprijs
Ik kan aangeven waar de omzet, de brutowinst en de kostprijs uit bestaan.
Ik kan de bedrijfskosten en de nettowinst per product berekenen.
Ik kan de brutowinstopslag en de verkoopprijs exclusief BTW berekenen.

Slide 12 - Tekstslide