Maatschappijtypen, niet af!

Van jagen-verzamelen naar landbouw: 
vroeg-agrarische samenlevingen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Van jagen-verzamelen naar landbouw: 
vroeg-agrarische samenlevingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Even herhalen: hoe zat het ook al weer met de tijdvakken? 
  2. Je kan vier verschillende maatschappijtypen en hun belangrijkste kenmerk benoemen 
  3. Je kunt uitleggen welke onderwerpen per maatschappij steeds belangrijk zijn
  4. Je kunt een aantal verschillen tussen het leven van jagers-verzamelaars en boeren herkennen en uitleggen. 

Slide 2 - Tekstslide

De tien tijdvakken



Wat weet je er nog van? Quizzzzz...

Slide 3 - Tekstslide

Tijd van burgers en stoommachines
1800 - 1900


Slide 4 - Sleepvraag

Tijd van Grieken en Romeinen
3000 vC - 500 nC


Slide 5 - Sleepvraag

Tijd van regenten en vorsten
1600-1700


Slide 6 - Sleepvraag

Tijd van de wereldoorlogen
1900 - 1950


Slide 7 - Sleepvraag

Tijd van jagers en boeren
3000 vC - 50 vC


Slide 8 - Sleepvraag

Tijd van steden en staten
1000- 1500


Slide 9 - Sleepvraag

Tijd van monniken en ridders
500-1000


Slide 10 - Sleepvraag

Tijd van ontdekkers en hervormers
1500-1600


Slide 11 - Sleepvraag

Tijd van televisie en computer
1950 - nu


Slide 12 - Sleepvraag

Tijd van pruiken en revoluties
1700-1800


Slide 13 - Sleepvraag

-50
500
1000
1500
1800

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Er zijn vier maatschappijvormen:
1. de jagers-verzamelaarsamenleving
2. de agrarische samenleving
3. de agrarisch-stedelijke samenleving
4. de industriële samenleving

We kijken dan vooral naar waar mensen wonen en hoe de mensen in hun onderhoud voorzien: hoe komen ze aan voedsel/ geld, waar leven ze van? 
In de volgende slides wordt het kort uitgelegd. 

Slide 16 - Tekstslide

Jagers-verzamelaars
  • de mensen trekken rond (achter het voedsel aan), en leven daarom in hutten, grotten of tenten
  • ze leven in kleine groepen van 30-40 mensen en wie ergens goed in is, neemt op dat vlak de leiding. Omdat de groepen klein zijn is er geen ingewikkelde samenleving waarin wetten en schrift nodig zijn. 
  • er is een taakverdeling: mannen jagen en vissen, vrouwen verzamelen en zorgen voor de kinderen
  • alle mensen hebben weinig bezittingen dus er zijn weinig sociale verschillen
  • mensen maken werktuigen van bijvoorbeeld botten, hout of steen

Slide 17 - Tekstslide

Agrarische samenleving
  • de mensen gaan op vaste plaatsen wonen, er ontstaan dorpjes. Mensen helpen elkaar met landbouw en het beschermen van de veestapel 
  • de groepen worden groter, dorpen groeien soms uit tot steden. Dan zijn er afspraken of wetten nodig. Sommige mensen krijgen meer macht dan anderen. (politiek)
  • mensen krijgen steeds meer bezittingen. Sommigen krijgen meer   bezittingen dan anderen. (economie)

Slide 18 - Tekstslide

Agrarische-stedelijke samenleving
  • De opbrengsten uit de landbouw groeien waardoor niet iedereen meer boer hoeft te zijn. Mensen gaan zich specialiseren en er ontstaan nieuwe beroepen zoals ambachtsman, handelaar, soldaat, priester of ambtenaar. Zo ontstaan er steeds meer sociale verschillen. (economisch en sociaal)
  • Er zijn meer regels nodig, er is behoefte aan het vastleggen van regels, hoeveelheden oogst, belasting: schrift. Sommigen krijgen meer macht dan anderen. (politiek-bestuurlijk) 
  • Rijke en machtige mensen lieten hun macht en rijkdom zien met kleding, grotere huizen, sierraden enz. (cultuur) 

Slide 19 - Tekstslide

Industriële samenleving
De meeste mensen wonen en werken in fabrieken en grote steden. De meeste spullen worden gemaakt in fabrieken. Een klein deel van de bevolking woont en werkt op het platteland. 
Er zijn grote verschillen tussen arm en rijk. Er zijn meerdere bevolkingslagen. 
Rijke mensen hadden aanvankelijk de macht, in de loop van de tijd krijgen steeds meer mensen politieke invloed en komt er uiteindelijk kiesrecht voor iedereen. Ook krijgen vrouwen langzaam dezelfde rechten als mannen. 

Slide 20 - Tekstslide

We gaan vooral kijken naar de eerste samenlevingen 
Tijdvak: Tijd van Jagers en Boeren? of ook later? 
Jaartallen: Tot ca. 3000 v. Chr. Of ook later? 
Periode: Prehistorie??
Samenleving: Van landbouwsamenleving naar naar landbouw-stedelijke samenleving
Invalshoeken: politiek, economie, sociaal, cultuur


Is deze slide nodig? En het vorige filmpje? 


Slide 21 - Tekstslide

Politiek-bestuurlijk, sociaal, economisch en cultureel

Je kunt gebeurtenissen uit de geschiedenis indelen in vier onderdelen:
- Politiek-bestuurlijk;
- Sociaal;
- Economisch;
- Cultureel;

Slide 22 - Tekstslide

Politiek-bestuurlijk:
Alles wat te maken heeft met de verdeling van macht, de organisatie van het bestuur, het denken over bestuur en het maken, opschrijven, uitvoeren en controleren van wetten en regels.

Slide 23 - Tekstslide

Politiek-bestuurlijk:
Wie was de baas?​
Wat was de rol van ambtenaren? ​
Welke wetten of regels waren er?


Slide 24 - Tekstslide

Sociaal:
Alles wat te maken heeft met verschillen tussen groepen mensen in een samenleving, en het denken hierover.

Slide 25 - Tekstslide

Sociaal:
Hoe was de verdeling tussen mannen en vrouwen? Gebruik in je uitleg het begrip taakverdeling en geef hier voorbeelden van.​
Waren er verschillen tussen arm en rijk? Gebruik in je uitleg woorden als sociale laag, macht, bezittingen, slavernij. 



Slide 26 - Tekstslide

Economie:

Alles wat te maken heeft met de manier waarop mensen in hun onderhoud voorzien en de manier waarop de
opbrengst van het werk onderling wordt verdeeld. 

Slide 27 - Tekstslide

Economie:
Hoe kwamen de mensen aan hun voedsel? Gebruik in je uitleg bijvoorbeeld de woorden akkerbouw, veeteelt, jager-verzamelen, landbouw, ruilen. ​
Wat aten de mensen?​ Hoe woonden de mensen?​ Welke voorwerpen gebruikten mensen?​ Welke beroepen waren er? Gebruik in je uitleg bijvoorbeeld de woorden nijverheid, handel, ambacht, priester, soldaat, boer.

Slide 28 - Tekstslide

Cultureel:

Alles wat te maken heeft met de ideeën van mensen en de manier waarop ze zich uiten, bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels, geloof, kunst en wetenschap.

Slide 29 - Tekstslide

Cultureel:
Waar geloofden de mensen in?​ 
Hoe lieten mensen dit zien?​
Welke mooie dingen maakten ze (kunst, sierraden etc.)​
Op welke manier gebruikten mensen taal/schrift?
Wat voor gebouwen maakten de mensen? Met welke functies? 
Hoe gingen ze om met de dood? 


Slide 30 - Tekstslide

 ik was hier!!!

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen
Invalshoek: politiek, economie, sociaal, cultuur

De leerling kan uitleggen waarom de eerste steden ontstonden in Mesopotamië en Egypte.
De leerling kan de kenmerken van de eerste stadsstaten en vroege beschavingen benoemen en uitleggen.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Rivierdalculturen
Hetzelfde proces vond behalve in Mesopotamië ook vroeg plaats in China en India en in Egypte rond de Nijlvallei. We noemen dit rivierdalculturen. Deze culturen brachten de eerste beschavingen voort. Met het woord beschaving wordt hier bedoeld dat het meer complexe samenlevingen waren. Zij kenden meer ingewikkelde organisatievormen en zij hadden kennis van het schrift. Daarmee vallen ze dus strikt genomen niet meer in de prehistorie. 

Slide 39 - Tekstslide

Boven-Egypte
Beneden-Egypte
Tekst

Slide 40 - Tekstslide

Test jezelf

Slide 41 - Tekstslide

Wat is irrigatielandbouw?
A
Landbouw waarbij de boeren de taken verdeelden.
B
Landbouw waarbij het land bevloeid werd dankzij een stelsel van kanalen en dijken.
C
De verplaatsing van landbouw naar de Nijldelta.
D
Landbouw waarbij de ambtenaren het voor het zeggen hadden.

Slide 42 - Quizvraag