3.7 Grammatica: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

3.7 Grammatica zinsdelen
De gezegdes

'Alles wat je van iemand of iets kunt zeggen.'
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.7 Grammatica zinsdelen
De gezegdes

'Alles wat je van iemand of iets kunt zeggen.'

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
  • Zoek pv = werkwoord dat in tt of vt staat en verandert als je de zin in andere tijd zet.
  • Zijn er nog meer werkwoorden in de zin? Samen met pv zijn ze het werkwoordelijk gezegde.
  • Wie of wat ‘doet (handelt)’ in de zin? = onderwerp (de doener in de zin)
  • Wie of wat 'ondergaat' in de zin? = lijdend voorwerp.

Voorbeeldzin: De mug steekt de jongen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

mama lief
oma breien
auto rood
papa slapen
tante zingen
Tommie lachen
popje stout
broertje boos
hondje blaffen
meloen bah
treintje tsjoektsjoek
snoepje lekker

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

mama ... limonade maken
A
doen
B
zijn

Slide 7 - Quizvraag

zusje... slapen
A
doen
B
zijn

Slide 8 - Quizvraag

labrador ... erg grote hond
A
doen
B
zijn

Slide 9 - Quizvraag

buurman ... hond eten geven
A
doen
B
zijn

Slide 10 - Quizvraag

de zanger ... beroemd
A
doen
B
zijn

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Oefenzinnen
  1. Parijs schijnt een mooie stad te zijn.
  2. De verdachte van de diefstal blijkt plotseling verdwenen.
  3. Het concert wordt in het grootste stadion van Nederland gehouden.
  4. Mijn broertje is een heerlijke appeltaart aan het bakken.
  5. Volgende week gaan we hardlopen in het park.
  6. Die nieuwe leraar muziek schijnt heel aardig te zijn.
  7. Mijn oom is sinds gisteren arts geworden.
  8. Hij leert altijd heel goed voor zijn proefwerk.
  9. Zullen we vandaag gaan fietsen?
  10. Julie en Dominique willen altijd naast elkaar zitten.

Slide 14 - Tekstslide