Klas 2
1 / 31
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Le contraire de 'Mal'
A
oublié
B
ici
C
bien
D
triste
Slide 3 - Quizvraag
Le contraire de ' s'assoit '
A
se lève
B
va
Slide 4 - Quizvraag
Le contraire de 'triste'
A
pleure
B
content
C
vite
D
non
Slide 5 - Quizvraag
Le contraire de 'lentement'
A
vite
B
commence
C
grand
D
un peu
Slide 6 - Quizvraag
Le contraire de 'finit'
A
trouvé
B
déteste
C
commence
D
ouvre
Slide 7 - Quizvraag
Le contraire de 'facile'
A
arrête
B
court
C
difficile
D
hier
Slide 8 - Quizvraag
Le contraire de 'rit'
A
pleure
B
ici
Slide 9 - Quizvraag
Le contraire de 'ferme'
A
bien
B
ouvre
C
sort
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
0
Slide 12 - Video
Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
treize
trois
zéro
six
onze
seize
vingt
Slide 13 - Sleepvraag
Elle a quel âge ?
tel de kaarsen
tel de kaarsen
A
Elle a cinq ans
B
Elle a six ans
C
Elle a onze ans
D
Elle a huit ans
Slide 14 - Quizvraag
Hoe oud zijn de kinderen met de taart geworden?
Sleep het juiste getal naar de juiste taart!Treize
Quatorze
Dix
Onze
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Video
45
A
cinquante-quatre
B
cinquant quatre
C
quarante-cinq
D
cinq-quarante
Slide 17 - Quizvraag
deux + sept =
A
9
B
8
C
11
D
17
Slide 18 - Quizvraag
trente-cinq
quarante-quatre
vingt-neuf
trente-neuf
vingt-deux
quarante et un
Slide 19 - Sleepvraag
50
A
quarante-dix
B
cincante
C
cinquant
D
cinquante
Slide 20 - Quizvraag
70
A
soixante-zéro
B
soixante-dix
C
septant
D
dix-soixante
Slide 21 - Quizvraag
Écoute et choisis les bons chiffres
A
12 – 9 – 38 – 43 – 25
B
12 – 19 – 48 – 33 – 57
C
12 – 9 – 48 – 33 – 27
Slide 22 - Quizvraag
Les jours de la semaine
Vertaal de dagen van de week naar het Frans. Sleep blauw naar rood!
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
dinsdag
maandag
zondag
mardi
vendredi
mercredi
lundi
samedi
jeudi
dimanche
Slide 23 - Sleepvraag
Wat betekent "le mois"
A
het jaar
B
de maand
C
de dag
D
de eeuw
Slide 24 - Quizvraag
Wat is januari in het Frans ?
A
jeanvier
B
janvière
C
janvié
D
janvier
Slide 25 - Quizvraag
Wat is maart in het Frans ?
A
mars
B
marse
C
mai
D
march
Slide 26 - Quizvraag
janvier
mars
mai
février
avril
juin
maart
februari
april
mei
januari
juni
Slide 27 - Sleepvraag
septembre
juillet
août
novembre
décembre
octobre
juli
november
december
augustus
september
oktober
Slide 28 - Sleepvraag
La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il fait mauvais
Il fait chaud
Il fait froid
Il fait 22 degrés
il fait beau
Slide 29 - Sleepvraag
Quel temps fait-il?
A
Il fait mauvais.
B
Il pleut.
C
Il neige.
D
Il fait beau.
Slide 30 - Quizvraag
Ik wist nog veel?
😒🙁😐🙂😃
