10.1 soorten krachten

10.1 Soorten krachten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

10.1 Soorten krachten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les kan je:

  1. De uitwerkingen van een kracht benoemen
  2. De kracht meten met een krachtmeter/veerunster.
  3. De drie onderdelen van een krachtpijl benoemen.
  4. Verschillen soorten krachen herkennen
  5. De werking en toepassing van de verschillende soorten krachten beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Noteer 3 woorden waar je aan denkt bij het horen van het woord kracht.

Slide 3 - Woordweb

V.b. soorten krachten
-Spierkracht (Fs)
-Veerkracht (Fv)
-Magnetische kracht (Fm) 
-Zwaartekracht (Fz)
-Spankracht (Fspan)
-Elektrische krachten (Fel)
Met ijzerpoeder maak je de veldlijnen zichtbaar

Slide 4 - Tekstslide

Afstoten en aantrekken
Gelijke lading stoot af, verschillende trekt aan

Slide 5 - Tekstslide

Welke krachten werken er?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Effecten van krachten
De vorm kan veranderen (plastisch of elastisch)
De richting kan veranderen.
De snelheid kan veranderen.

Slide 8 - Tekstslide

Krachten tekenen
Teken een kracht als een vector (pijl) met een juiste
- grootte
- richting 
- aangrijpingspunt

Kies een handige krachtenschaal: b.v. 1 cm komt overeen met 50 N

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

De zwaartekracht
Fz = m x g
Fz= zwaartekracht (N)
m = massa (kg)
g = gravitatiekracht =  9,81 afgerond 10 N/kg

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeeld 
Teken de zwaartekracht die op een man met een massa van 70 kg werkt.

Slide 12 - Tekstslide

Zwaartekracht en gewicht
Het gewicht is de kracht v.e. voorwerp op zijn ondersteuning en wordt uitgedrukt in Newton.

Als het voorwerp ondersteund wordt geldt:
Fz = G
Let op: massa is in kg
Gewicht en zwaartekracht in N

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
De cementbak heeft een massa
van 500 kg. Bereken het gewicht dat aan de kabel trekt.

Slide 14 - Tekstslide

Uitwerking
Gegeven:  m = 500 kg
                       g = 10 N/kg

Gevraagt:   G

Oplossing: G = m x g
                   G=  500 x 10 = 5000 N

Slide 15 - Tekstslide

Dit moet je uit je hoofd weten
Fz = m x g is de moeder der formules en komt telkens terug.

Slide 16 - Tekstslide

Noem de 3 effecten van een kracht.

Slide 17 - Woordweb

bij een tekening in een natuurkundeboek staat: "De gebruikte krachtenschaal is 1 cm ≙ 5 N."
Wat wordt daarmee bedoeld?

Slide 18 - Open vraag

Welke waarde heeft g op (of dicht daarbij) het aardoppervlak?

Slide 19 - Open vraag

Lezen en maken

Slide 20 - Tekstslide