Communicatie les 8

Communicatie?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Communicatie?

Slide 1 - Tekstslide

Het lezen van een informatiebrochure
Intakegesprek met een patient 
Chat in een groepsapp
Eenzijdige communicatie 
Tweezijdige communicatie 
Meerzijdige communicatie 

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is communicatie?
A
Het gebruiken van taal
B
Het interpreteren van een boodschap
C
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
D
Het begrijpen van een boodschap

Slide 3 - Quizvraag

Welke vorm van communiceren kennen we?
A
Direct en indirect
B
Eenzijdig en meervoudig
C
Chatten en praten
D
Groepsgesprekken en persoonlijke gesprekken

Slide 4 - Quizvraag

Verbale communicatie is het communiceren zonder woorden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Noem drie voorbeelden van verbale communicatie
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek

Slide 6 - Quizvraag

Het overdragen van informatie gaat vaak via een medium. Kies uit de lijst de media die kunnen zorgen voor het overdragen van informatie.
A
Folder en krant
B
Televisie en gesprek
C
Whatsapp en e-mail
D
Gebarentaal

Slide 7 - Quizvraag

De arts hoort niet wat de verzorgende vraagt, omdat ze vlak bij een piepende monitor staat. Er is sprake van...
A
Een communicatieprobleem
B
Communicatieruis
C
Een communicatiestoornis

Slide 8 - Quizvraag

Objectief en subjectief observeren
• Mevrouw Jansen ziet er erg onverzorgd uit.
• Agnes loopt continue op en neer, het lijkt erop alsof zij nerveus is.
• Mevrouw van Alphen is erg onzelfstandig. Ze kan nog niet eens haar broek optrekken!!
• Meneer Peters heeft een mooi pak aan.
• Meneer Peters draagt een blauwe broek en colbert en een gestreepte bloes.
• Meneer Vissers is een goed mens!
• Jan sloeg met zijn vuist op tafel.
• Mevrouw Emmen is agressief.
• Alle dementerenden eten slecht.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Had je dat niet wat subtieler aan kunnen pakken? is een
A
Suggestieve vraag
B
tegenvraag
C
Verduidelijkingsvraag
D
Confronterende vraag

Slide 17 - Quizvraag

Waarom vraag je dat? is een
A
Tegenvraag
B
Verduidelijkingsvraag

Slide 18 - Quizvraag

In de communicatie wordt vaak gesproken over OMA thuislaten. Waar staat deze afkorting voor?
A
oorzaken, manieren en adviezen
B
opnames, moetjes en aanvullingen
C
oplossingen, maatregelen en aanwijzingen
D
oordelen, meningen en aannames of ongevraagde adviezen

Slide 19 - Quizvraag

Een regel in de communicatie is dat je ANNA meeneemt in een goed gesprek. Waar staat de afkorting ANNA voor?
A
Altijd Noemen, Nooit Aanwijzen
B
Altijd Navragen, Niet zomaar Aannemen
C
Altijd Nemen, Niet Afgeven
D
Altijd Nagaan, Niet Afgaan

Slide 20 - Quizvraag

totale communicatie

Slide 21 - Tekstslide

totale communicatie
Alles inzetten om de communicatie met de medemens optimaal te laten verlopen.

Slide 22 - Tekstslide

Zintuigelijke beperking
Een zintuigelijke beperking betekent dat een of meerdere zintuigen niet of onvoldoende werken dit zijn o.a.
        - visuele beperkingen
        - auditieve beperkingen

Slide 23 - Tekstslide

welke problemen komt iemand
met
een visuele beperking tegen?

Slide 24 - Woordweb

begeleiding van cliënten met een visuele beperking
- Duidelijke communicatie; laat weten dat je er bent en dat je weggaat, vertel wat je gaat doen
- Praat rustig en helder
- Vertel wat je ziet hoe de ruimte eruit ziet
- Zorg voor vaste structuur, alles op dezelfde plek
- Vaste oriëntatiepunten, verplaats het de meubels niet
- Spreek mensen bij de naam aan

Slide 25 - Tekstslide

Slechthorendheid of doofheid betekent dat mensen niet alle geluiden meer kunnen horen of totaal doof zijn
- sociale situaties
- moeite met taalverwerving
- Doordat de taalverwerving langzamer gaat, is er vaak ook een       kennisachterstand 
- verschil tussen doofheid vanaf geboorte en doofheid op                 latere leeftijd 
 

Slide 26 - Tekstslide

begeleiding van cliënten met een auditieve beperking
- Neem de tijd voor de communicatie
- kijk de cliënt aan
- Maak gebruik van zien, voelen om informatie over te dragen
- Spreek duidelijk maar niet luider dan gewoonlijk
-  Schrijf lastige woorden op
- zorg voor rustige omgeving zonder achtergrond geluiden 
- Communiceer helder, korte zinnen, een onderwerp tegelijk
- gebruik hulpmiddelen

Slide 27 - Tekstslide

- Niet van achter benaderen
- Bewust een boodschap overbrengen (even snel iets zeggen in het                       voorbijgaan wordt gemist)
- Bij doof geboren cliënten is gebarentaal hun eerste taal en is gesproken en     geschreven Nederlands de tweede taal.

Slide 28 - Tekstslide

Doofblind; DRIEDELING 

  • doofblind vanaf de geboorte
Contact leggen en communicatie zijn de eerste grote uitdagingen.
  • doofblind worden op jonge of volwassen leeftijd
Dit is een ingrijpende verandering, die vaak geleidelijk optreedt en grote gevolgen heeft voor zelfstandigheid en participatie.
  • doofblind worden op oudere leeftijd
Dit wordt ook wel ouderdomsdoofblindheid genoemd. Doofblind worden vergt veel aanpassingen en ondersteuning kan nodig zijn om de zelfstandigheid, activiteiten en sociale contacten te behouden.

Slide 29 - Tekstslide

BEGELEIDING
- voelen als manier van communicatie

- Hou er rekening mee dat elke cliënt anders is, stem je                      communicatie af op de cliënt. 
- Werk met verwijzers, duidelijke voorwerpen die een vaste               betekenis hebben.

Slide 30 - Tekstslide

Oefening 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Je hebt een drukke avonddienst gehad en wil nog even snel horen hoe je collega vond dat het gegaan is?
A
Ja dit is een zeer effectieve manier van feedback geven
B
Nee dit is niet de goede manier om feedback te krijgen
C
Dit doen we altijd zo op de afdeling
D
Feedback gaat altijd even snel tussendoor

Slide 33 - Quizvraag

Hoe vraag je om feedback?
  • Stel een gerichte concrete feedbackvraag.    
  • Stel deze vraag in het begin van je dienst.            .
  • Stel je vraag aan de juiste persoon/ begeleider.
  • Geef aan waarom je hier juist feedback op wilt.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Werkbegeleider Saskia vertelt aan leerling Kobus dat hij niet snel genoeg in zijn werk. Het tempo moet echt omhoog, want zo wil niemand met hem werken. Is dit een goed manier?
A
Op deze manier pas je de feedbackregels goed toe
B
Ja ik zou het ook zo zeggen.
C
Nee, want ze noemt niet concreet wat er dan in tempo omhoog moet.
D
Nee, want Kobus kan zich zo niet verdedigen.

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide