Hoofdstuk 3 +4 beco

Hoofdstuk 3+4 constante en variabele kosten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3+4 constante en variabele kosten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn constante kosten?
A
Kosten die alleen bij grote bedrijven voorkomen.
B
Kosten die niet veranderen bij productievolume.
C
Kosten die afhankelijk zijn van de winst.
D
Kosten die variëren bij productievolume.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn variabele kosten?
A
Kosten die constant blijven.
B
Kosten die onafhankelijk zijn van productievolume.
C
Kosten die alleen bij kleine bedrijven voorkomen.
D
Kosten die veranderen bij productievolume.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de kostprijs?
A
Alleen variabele kosten van productie.
B
Totale winst van een bedrijf.
C
Totale kosten van productie van een eenheid.
D
Verkoopprijs van een product.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezettingsresultaat
Je hebt te maken met constante kosten die je terug moet verdienen. Je kunt deze kosten afzetten tegen de verwachtte
 (ook wel normale) afzet. Op deze manier bereken je hoeveel cent van iedere binnen gekomen euro je nodig hebt om je constante kosten te dekken
We noemen dit het constante kostentarief

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constante kostentarief
Formule: 

totale constante kosten               = 
         normale omzet                            N

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een onderneming heeft €340.000,- aan constante kosten en €635.000,- aan variabele kosten. De omzet wordt geschat op € 1.360.000,- Bereken het Constante kostentarief

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezettingsresultaat
Met het bezettingsresultaat kun je berekenen of je genoeg omzet gedraaid hebt om de constante kosten terug te verdienen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezettingsresultaat
Als je het constante kostentarief weet en je hebt de werkelijke omzet kun je ook bekijken of je genoeg 'gespaard' hebt om de constante kosten af te dekken. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezettingsresultaat
Formule:
(werkelijke omzet - gebudgetteerde omzet) x Constante kosten 
                                                                                             Normale omzet

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezettingsresultaat

  • Geen bezettingsresultaat: omzet is gelijk aan de begroting

  • Positief bezettingsresultaat: omzet is hoger dan begroting

  • Negatief bezettingsresultaat: omzet is lager dan begroting

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een onderneming schat de normale omzet op €850.000,-. De constante kosten zijn €187.000. De werkelijke omzet komt uit op €870.000,-.
Bereken het bezettingsresultaat

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Integrale kostprijs
Bij het berekenen van de integrale kostprijs bereken je wat je per product kwijt bent aan constante én variabele kosten.
Je weet dan ook wat je voor een product minimaal moet vragen om de kosten terug te verdienen. Daarbovenop doe je dan natuurlijk nog een winstmarge, zodat je er ook nog geld aan verdient. 

Slide 13 - Tekstslide

https://schooltv.nl/item/de-rekenkamer-in-de-klas-wat-kost-een-spijkerbroek
Integrale kostprijs 
Formule
 constante kosten    +   variabele kosten 
     normale omzet            werkelijke omzet 

     +       V 
N              W

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De constante kosten zijn begroot op €280.000. De normale omzet is €700.000,- De werkelijke omzet is geschat op €900.000,-. De variabele kosten zijn daarmee uitgekomen op €405.000,- Bereken de integrale kostprijs voor dit product.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dekkingsbijdrage
Het verschil tussen de verkoopprijs (p) en de variabele kosten (v) noem je de dekkingsbijdrage. 
Dekkingsbijdrage noem je ook wel contributiemarge per stuk

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een telefoonwinkel verkoopt telefoons en vervangt kapotte telefoonschermpjes. Een gemiddeld schermpje kost € 79 exclusief btw.
De variabele kosten bestaan uit de inkoopprijs van € 29 en arbeidskosten à € 14.
Bereken de dekkingsbijdrage

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van 'bezettingsresultaat' in de context van kostprijsberekening?
A
De totale opbrengsten van een productieproces.
B
De winstgevendheid van een product.
C
Het verschil tussen werkelijke en normale bezettingsgraad.
D
Het totale bedrag aan vaste kosten.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met 'dekkingsbijdrage' in de integrale kostprijsberekening?
A
De winstgevendheid van een product.
B
Het totale bedrag aan vaste kosten.
C
De totale opbrengsten van een productieproces.
D
Het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van 'integrale kostprijs' in de context van kostencalculatie?
A
Het verschil tussen werkelijke en normale bezettingsgraad.
B
De totale opbrengsten van een productieproces.
C
Alleen de variabele kosten per product.
D
De totale kosten per product, inclusief zowel vaste als variabele kosten.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De industriële onderneming Karrespoor maakt alleen het product Tarek. De volgende administratieve feiten zijn bekend.

De verkoopprijs van een eenheid Tarek is € 40.
De variabele kosten per eenheid Tarek zijn € 16.
De constante kosten zijn € 562.944 per jaar.
Bereken de break-evenomzet

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies