prepositions of time and place

Read for 10 minutes 
timer
10:00
Read for 
10 minutes 
1 / 58
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishUpper Secondary (Key Stage 4)BTEC

In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Read for 10 minutes 
timer
10:00
Read for 
10 minutes 

Slide 1 - Tekstslide

2nd term what to expect 
What
When
Mark
Chapter 2
09.01.26
2x
Reading test
14.01.26
3x
Assignment 
in February
1x

Slide 2 - Tekstslide

Plan 
  • Reading exam question 
  • Past Perfect finish up
  • Grammar 5 prepositions of time and place  

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Practice makes perfect
Do ex 28 a,b p.103 
Done?
Do slim stampen grammar 4 a,b
Done? 
The exercises on the next slide 

Slim stampen vocab 
timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Read for 10 minutes 
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Plan 

  • Grammar 5 prepositions of time and place  

Slide 13 - Tekstslide

Plan 

  • Grammar 5 prepositions of time and place  

Slide 14 - Tekstslide

1

Slide 15 - Video

00:31
How about we meet .. la rev .. 19.30 (1x)

Slide 16 - Open vraag

5

Slide 17 - Video

Read for 10 minutes 
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Plan 
  • Reading test feedback and marks 
  • Grammar 5 prepositions of time and place  
  • Past perfect vs Past Simple 

Slide 19 - Tekstslide

01:39
You're connecting ... Dallas to >

Slide 20 - Open vraag

01:43
You need to be ... gate 32 in four minutes.

Slide 21 - Open vraag

02:11
It has my passport .. it.

Slide 22 - Open vraag

02:56
like you're always .. the office.

Slide 23 - Open vraag

03:10
written .. your arm?

Slide 24 - Open vraag

on

tijd: dagen van de week en data.

plaats: oppervlaktes, openbaar vervoer, straten en rivieren
in

tijd: maanden, jaren, seizoenen en delen van een dag.

plaats: steden, landen, in een gebouw of ruimte.
at

tijd: specifieke tijd op een dag en feestdagen.

plaats: specifieke plek, niet iets algemeens.
bijvoorbeeld met een lidwoord ervoor.

Slide 25 - Tekstslide

time: use the triangle
at = specifieke tijden/feestdagen

 on = op een specifieke dag

in = heel breed, jaren, maanden, weken, etc. 
 Je kan dit ook gebruiken bij plaatsen. At = specifiek (naam, adres, plaats > on = minder specifieke straat > in = heel breed steden, gebieden, landen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

used for specific times of day and holidays.
used for days of the weeks and dates
used for months, years, seasons and parts of the day
used for surfaces, public transport and roads/ streets/ rivers.
used for general places, cities/countries and things inside an area or space.
used for specific locations or particular places.
AT (time)
AT (place)
ON (place)
ON (time)
IN (time)
IN (place)

Slide 28 - Sleepvraag

in
on
at
the first of December
my first birthday
the classroom
the roof of the car
the trainstation
2020
the late evening
8 p.m.
Jeruzalem
The United States
the train
summer
January
my birthday party

Slide 29 - Sleepvraag

Read for 10 minutes 
timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Now
Ex 29 b
Done?
Slim stampen grammar 5 and the rest 

Slide 32 - Tekstslide

Past perfect 
vs 
Past Simple 

Slide 33 - Tekstslide

Recap irregular verbs 

Kies of de woorden past simple (2e rijtje), past participle (3e rijtje) of infinitive (hele werkwoord) zijn. 

Slide 34 - Tekstslide

past participle
simple past
was/were

forbidden
broken
chose
known

Slide 35 - Sleepvraag

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
Be
was / were
Been

Slide 36 - Sleepvraag

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
begin
began
begun

Slide 37 - Sleepvraag

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
go
went
gone

Slide 38 - Sleepvraag

Kan je nou ook de past perfect of past simple  invullen?

Vul je antwoord zo in:

had come, went
stopped, had lived

Slide 39 - Tekstslide

After I __________ (to brush) my teeth, I _______ (to use) some mouthwash to make sure my breath was fresh.

Slide 40 - Open vraag

I _________ (to find out) that I __________ (to leave) my shirt in the washer.

Slide 41 - Open vraag

After I __________ (to wait) for a few minutes, I ________ (to see) that my shirt was inside out.

Slide 42 - Open vraag

when I _____ (to come) back, the waiter _________ (to give) my table to someone else.

Slide 43 - Open vraag

I _______ (to go) to the men's room after we ________ (to eat).

Slide 44 - Open vraag

Irregular verbs
take - took - ............

Slide 45 - Open vraag

Irregular verbs
beat - beat - ............

Slide 46 - Open vraag

Irregular verbs
see - saw - ............

Slide 47 - Open vraag

Prepositions of place
- Geeft aan waar iets gebeurd
On: openbaar vervoer en iets ligt ergens bovenop
My phone is on the table.
In: plekken in de natuur, landen en als iets ergens in is
He took photos in the cathedral.
At: specifeke locaties, huisnummers en (namen van) gebouwen
I am at the station.

Slide 48 - Tekstslide

prepositions of time and place
Now practise!
Choose between in, at, on

Slide 49 - Tekstslide

My birthday is ____ January.
timer
0:20

Slide 50 - Open vraag

My mother has red lipstick _____ her lips.
timer
1:00

Slide 51 - Open vraag

I will meet them there __ 9 o'clock.
timer
0:20

Slide 52 - Open vraag

My mother is _____ the phone with my aunt.
timer
0:20

Slide 53 - Open vraag

I will go on holiday _______ three days.
timer
0:20

Slide 54 - Open vraag

Where will you be _______ New Year's day?
timer
0:20

Slide 55 - Open vraag

Slide 56 - Link

Now
Do slim stampen 

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Video