Herhaling H9 koolstofchemie

De molecuulformule van stof A is C7H16.
De molecuulformule van stof B is C13H26.
Welke stof(fen) is/zijn een alkaan?

A
alleen stof A
B
alleen stof B
C
geen van beide stoffen
D
zowel stof A als stof B
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De molecuulformule van stof A is C7H16.
De molecuulformule van stof B is C13H26.
Welke stof(fen) is/zijn een alkaan?

A
alleen stof A
B
alleen stof B
C
geen van beide stoffen
D
zowel stof A als stof B

Slide 1 - Quizvraag

Bij het kraken van decaan (C10H22) kunnen uit één molecuul decaan twee moleculen met formule C3H6 ontstaan, en één molecuul van een andere stof.
Geef de naam van de andere stof die bij deze reactie ontstaat.

A
butaan
B
ethaan
C
methaan
D
propaan

Slide 2 - Quizvraag

Lees de onderstaande beweringen:
I Bij een thermoplast zijn de koolstofketens met elkaar verbonden.
II Het materiaal van het handvat van een soepketel kan een thermoharder zijn.
Wat is waar?

A
alleen I
B
alleen II
C
geen van beide
D
beiden waar

Slide 3 - Quizvraag

Het stukje polymeer is ontstaan uit 3 moleculen monomeer.
Teken de structuurformule van het monomeer waar dit polymeer van gemaakt wordt.

Slide 4 - Open vraag

Veel vliegtuigen gebruiken kerosine als brandstof. Kerosine wordt door destillatie uit aardolie verkregen. Om het milieu te sparen wordt de kerosine ontzwaveld, voordat deze als brandstof wordt gebruikt.
Uit Binas-tabel 41 valt het kooktraject af te leiden van kerosine. Wat is de begin- en de eindtemperatuur van dit kooktraject?

A
20 °C – 40 °C
B
40 °C – 70 °C
C
70 °C – 90 °C
D
90 °C – 140 °C

Slide 5 - Quizvraag

Welk van de diagrammen uit figuur 1 hoort bij het kooktraject van kerosine?
A
diagram 1
B
diagram 2
C
diagram 3
D
diagram 4

Slide 6 - Quizvraag

2p a Kerosine wordt veelvuldig gebruikt als brandstof in vliegtuigen.
De luchtvaartsector zoekt alternatieven voor kerosine. Frituurvet biedt een mogelijkheid. Uit gebruikt frituurvet kan namelijk in een aantal stappen biodiesel worden gemaakt. Dit proces kan met de volgende totaalvergelijking vereenvoudigd worden weergegeven:
frituurvet + methanol  glycerol + biodiesel
C54H104O6 + 3 CH4O  C3H8O3 + 3 C18H36O2
Bereken hoeveel kg frituurvet nodig is voor het verkrijgen van 50,0 kg biodiesel.

Slide 7 - Open vraag

In een filmpje van de NOS wordt het volgende beweerd:
Voor een retourvlucht Amsterdam-Parijs is 11000 liter frituurvet nodig. Dat komt overeen met het afgewerkte frituurvet van 7700 kg patat.
Bereken hoeveel bakjes patat gebakken moeten worden voor deze retourvlucht. Ga er bij de berekening van uit dat één bakje 150 gram patat bevat.

Slide 8 - Open vraag

In de figuur is de structuurformule van een koolwaterstof getekend. In deze structuurformule ontbreken de waterstofatomen.
Hoeveel waterstofatomen heeft een molecuul van deze koolwaterstof?

Slide 9 - Open vraag

Een bepaald plastic wordt aangeduid met de formule (C2H4)n.
a. Geef de naam van dit plastic
b. Bereken de massa in u van een molecuul van dit plastic, dat is ontstaan uit 6000 monomeermoleculen.

Slide 10 - Open vraag

Bij het verhitten van octaan vindt onder andere de volgende reactie plaats:
C8H18  C5H12 + X
Bekijk de formules 1 tot en met 3 in de figuur .
Welke structuurformule kan de structuurformule van X zijn?

Slide 11 - Open vraag

In een molecuul van een koolwaterstof zijn 3 koolstofatomen aanwezig.
a Wat is de formule van deze koolwaterstof als je weet dat er één dubbele binding in aanwezig is?
b Kun je uit deze koolwaterstof een polymeer maken? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 12 - Open vraag