2024_ 1hv_werkwoordspelling alles door elkaar
1 / 18
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De enthousiast begroette/begroete logés voelen zich snel op hun gemak.
A
begroette
B
begroete
C
--
D
--
Slide 2 - Quizvraag
Carola zwichtte/zwichte voor de lage prijs van de laarzen.
A
zwichte
B
zwichtte
C
--
D
--
Slide 3 - Quizvraag
Wij beantwoordden de vragen erg goed.
De werkwoordsvorm 'beantwoordden' is een
De werkwoordsvorm 'beantwoordden' is een
A
vd
B
pvtt
C
pvvt
D
bn
Slide 4 - Quizvraag
Slapen, dromen, gedragen, rijden.
Wat is een zwak werkwoord?
Wat is een zwak werkwoord?
A
slapen
B
dromen
C
gedragen
D
rijden
Slide 5 - Quizvraag
Lachend loopt de man naar huis.
Lachend is een:
Lachend is een:
A
vd
B
pvtt
C
bn
D
od
Slide 6 - Quizvraag
De hele buurt rook naar de verbrande autobanden.
Verbrande is een...
Verbrande is een...
A
vd
B
od
C
pvvt
D
bn
Slide 7 - Quizvraag
Gisteravond verwachtte ik een mailtje van mijn nichtje.
'verwachtte' is een....
'verwachtte' is een....
A
pvvt
B
pvtt
C
vd
D
bn
Slide 8 - Quizvraag
De kinderen (worden, tt) steeds jonger actief op sociaal media.
A
werden
B
worden
C
wordt
D
werd
Slide 9 - Quizvraag
Mijn broer (hebben, tt) vorig jaar een mooie buxus in zijn tuin (planten).
A
had, plant
B
hebben, gepland
C
heeft, geplant
D
heeft, gepland
Slide 10 - Quizvraag
Onze stad (uitbreiden) zich de laatste jaren geweldig uit.
A
breidt
B
breid
C
breit
D
brijdt
Slide 11 - Quizvraag
Jouw handschrift (zijn) de laatste jaren erg (verbeteren).
A
persoonsvorm- onvoltooid deelwoord
B
persoonsvorm-infinitief
C
persoonsvorm- voltooid deelwoord
D
voltooid deelwoord- persoonsvorm
Slide 12 - Quizvraag
Jouw handschrift (zijn) de laatste jaren erg (verbeteren).
A
is- verbetert
B
is verbeterd
C
zijn-verbetert
D
zijn- verbeterd
Slide 13 - Quizvraag
Hij is erg onhandig en (verknoeien) alles wat hij doet. Welke werkwoordsvorm is dit?
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord
D
persoonsvorm
Slide 14 - Quizvraag
Het (gebeuren) soms dat één hagelbui alle ruiten van de kassen (verbrijzelen)
A
gebeurt-verbrijzelt
B
gebeurd- verbrijzeld
C
gebeurt- verbrijzeld
Slide 15 - Quizvraag
Geloof hem niet; hij heeft alle feiten (verdraaien). Welke vorm?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
onvoltooid deelwoord
Slide 16 - Quizvraag
Ik vind het schrijven van werkwoorden
A
makkelijk
B
moeilijk, maar begrijp het wel
C
Ik snap er niks van
D
anders...
