Rubrics/ reflectie

• Biologie
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1-3

Onderdeel werkhouding

1. G:ik doe altijd goed mijn best tijdens de les
2. V: ik doe meestal goed mijn best tijdens de les
3. O: de docent moet zeggen dat ik aan het werk moet gaan

Onderdeel werkhouding

1. G :ik maak altijd mijn huiswerk
2. V: soms heb ik mijn huiswerk niet af
3. O: ik heb vaak mijn huiswerk niet af

Onderdeel werkhouding

1. G: ik lever opdrachten op tijd in
2. V: soms lever ik een opdracht te laat in
3. O: ik lever vaak opdrachten te laat in

 Werkhouding

Conclusie werkhouding is het o/v/g
wat kun je verbeteren?

Onderdeel zelfstandigheid

1. G:als ik hulp nodig heb vraag ik het altijd aan de docent of een klasgenoot
2. V:soms vraag ik de docent of een klasgenoot om hulp voor mijn opdrachten
3. O:ik wacht met hulp zoeken tot de docent bij mij komt

Onderdeel zelfstandigheid

1. G:ik kies een manier van werken die het beste bij mij past om mijn opdrachten te maken
2. V:ik heb de docent nodig om te kiezen welke manier het beste bij mij past om de opdracht te maken
3. O:ik weet niet hoe ik opdrachten moet maken

Zelfstandigheid

Conclusie zelfstandigheid o/v/g
wat kun je verbeteren?

Onderdeel inzicht

1. G:ik kan nadenken over mijn fouten en ik weet hoe ik het de volgende keer beter kan doen
2. V:soms moet de docent mij helpen om het de volgende keer beter te kunnen doen
3. O:ik snap niet waarom ik iets fout doe en ik weet niet hoe ik het anders kan doen

Onderdeel inzicht

1. G:ik haal altijd voldoendes voor bio
2. V:ik haal soms ook een onvoldoende
3. O:ik haal altijd onvoldoendes

Onderdeel inzicht

1. G:ik kan vragen van toetsen en opdrachten waarvoor je niet hebt kunnen leren goed maken
2. V:ik kan vragen van toetsen en opdrachten waarvoor je niet hebt kunnen leren soms lastig maken
3. O:ik kan vragen van vragen van toetsen en opdrachten waarvoor je niet hebt kunnen leren niet beantwoorden

Inzicht

Conclusie inzicht o/v/g
wat kun je verbeteren?

Onderdeel betrokkenheid

1. G:ik steek mijn vinger op als ik het antwoord weet op een vraag
2. V:ik steek soms mijn vinger op als ik het antwoord weet op een vraag
3. O:ik steek mijn vinger nooit op

Onderdeel betrokkenheid

1. G:ik doe lekker mee in de les
2. V:soms heb ik geen zin in de les en doe ik niet mee
3. O:ik heb vaak geen zin in de les en doe niet mee

Betrokkenheid

Conclusie betrokkenheid o/v/g
wat kun je verbeteren?

Onderdeel samenwerken

1. G:ik durf te zeggen wat ik vind
2. V:ik kom meestal voor mijzelf op
3. O: ik durf niet voor mijzelf op te komen

Onderdeel samenwerken

1. G:ik weet precies wat er moet gebeuren en kan vertellen wat iedereen moet doen
2. V:ik vind het fijn als een ander vertelt wat ik moet doen
3. O:ik doe alleen iets als een ander het vraagt

Onderdeel samenwerken

1. G:ik kan goed luisteren naar een ander
2. V:ik heb soms de docent nodig om (weer) te kunnen samenwerken
3. O:ik laat anderen al het werk doen

Samenwerken

Conclusie samenwerken o/v/g
wat kun je verbeteren?

Onderdeel organisatie

1. G:ik kan goed plannen en ik hou mij aan de planning
2. V:ik vind het soms lastig en ik hou mij niet altijd aan de planning
3. O:ik kan niet plannen en ik kan mij niet aan een planning houden

Onderdeel organisatie

1. G:ik kom afspraken na met de docent en klasgenoten
2. V:ik kom meestal afspraken na met de docent en klasgenoten
3. O:ik vergeet afspraken met docenten en klasgenoten

Onderdeel organisatie

1. G:als ik binnenkom dan pak ik gelijk mijn spullen
2. V:soms vergeet ik mijn spullen te pakken na binnenkomst
3. O:de docent moet zeggen dat ik mijn spullen moet pakken

Onderdeel organisatie

1. G:ik heb altijd de juiste spullen mee voor de les
2. V:soms vergeet ik mijn schrift of boek mee te nemen
3. O:ik vergeet heel vaak mijn schrift of boek mee te nemen

Organisatie

Conclusie organisatie o/v/g
wat kun je verbeteren?

Onderdeel werkverzorging

1. G:mijn schrift en ingeleverd werk zien er netjes uit
2. V:mijn schrift en ingeleverd werk zien er meestal netjes uit
3. O:mijn schrift en ingeleverd werk zien er slordig uit

Onderdeel werkverzorging

1. G:ik kijk mijn antwoorden na en verbeter mijn fouten
2. V:ik kijk meestal mijn antwoorden na en verbeter soms mijn fouten
3. O:ik kijk mijn antwoorden niet na

Onderdeel werkverzorging

1. G:ik let altijd op spelfouten en gebruik spellingcontrole als ik typ
2. V:soms vergeet ik op spelling te letten en vergeet de spellingcontrole aan te zetten
3. O:ik let niet op spelfouten en gebruik nooit spellingcontrole

Werkverzorging

Conclusie werkverzorging o/v/g
wat kun je verbeteren?

Onderdeel gedrag

1. G:ik gedraag mij goed in de klas
2. V:ik gedraag mij meestal goed in de klas
3. O: ik gedraag mij slecht in de klas

Onderdeel gedrag

1. G:de docent hoeft mij nooit aan te spreken op mijn gedrag
2. V:de docent moet mij soms aanspreken op mijn gedrag
3. O: de docent moet mij vaak aanspreken op mijn gedrag

Onderdeel gedrag

1. G:ik durf andere leerlingen aan te spreken op hun gedrag
2. V:ik durf andere leerlingen niet aan te spreken op hun gedrag
3. O: ik ga mee met het slechte gedrag van andere leerlingen

Gedrag

Conclusie gedrag o/v/g
wat kun je verbeteren?