Les Wondere Wereld van de WW-spelling

Wat is het nou? 
'Gebeurd' of 'gebeurt'? 
En: 'Besteed' of 'besteedt'?

De wondere wereld van de werkwoordspelling

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat is het nou? 
'Gebeurd' of 'gebeurt'? 
En: 'Besteed' of 'besteedt'?

De wondere wereld van de werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Ww-spelling moeilijk?
Niet als je in kleine stapjes denkt, en je aan een paar regels houdt.
Gok dus niet met de ww-spelling!
Dat is ook helemaal niet nodig...

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1: kijk of je te maken hebt met een werkwoord (ww)
- Geeft het woord een actie aan (iets wat iets of iemand doet of heeft gedaan)? Dan is het een werkwoord. 
bv: 'lopen', 'zingen', 'gedaan', 'beloofd', 'graaft', 'had'.

- Gaat het om iets wat iets of iemand is of was? Dan noemen we dat ook een werkwoord.
bv: 'is', 'wordt', 'lijkt', 'zijn', 'schijnt'

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen werkwoord?
A
graaft
B
worden
C
gedraaid
D
bijzonder

Slide 4 - Quizvraag

En wat is hier geen werkwoord?
A
is
B
vergrote
C
bleek
D
vergroot

Slide 5 - Quizvraag

Stap 2: kijk of je ww een persoonsvorm (pv) is. Persoonsvormen hebben namelijk speciale spellingregels.
- In de tegenwoordige tijd (tt) gebruik je bij de pv de regel stam(+t/+en)

- De stam krijg je door van het hele werkwoord de uitgang -en eraf te hakken. 

Dus:
- De stam van lopen is 'lop'
- De stam van worden is 'word'
- De stam van graven is 'grav'

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de stam van 'besteden'? (='geld uitgeven')
A
besteed
B
bested
C
besteedt
D
besteden

Slide 7 - Quizvraag

En wat is de stam van geloven?
A
geloof
B
gelof
C
gelov
D
geloov

Slide 8 - Quizvraag

Bij de pv is de ik-vorm gelijk aan de stam, alleen:
- worden klinkers die lang klinken, ook lang geschreven:
lopen - (lop) - ik loop
sparen- (spar) - ik spaar
- en wordt een -v aan het eind een -f, en een -z aan het eind een -s:
geloven - (gelov) - ik geloof
razen - (raz-) - ik raas

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de ik-vorm van graven?
A
ik grof
B
ik groef
C
ik graaf
D
ik graav

Slide 10 - Quizvraag

En van besteden?
A
ik besteed
B
ik bested
C
ik bestedt
D
ik besteet

Slide 11 - Quizvraag

Dit is de volledige lijst van vormen van de pv in de tt:

ww: lop(en):
ik loop
jij/u loopt (maar: loop jij?)
hij/zij/het loopt
wij/jullie/zij lopen

Bij het ww 'worden' wordt dit:



ik word
jij/u wordt (maar: word jij?)
hij/zij/het wordt
wij/jullie/zij worden

Slide 12 - Tekstslide

Sleep de juiste persoonsvorm naar de tekst!
Ik ........ morgen jarig
wordt
word
woordt
woord

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de juiste persoonsvorm naar de tekst! (2)
Zij ........ morgen jarig
wordt
word
woordt
woord

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de juiste persoonsvorm naar de tekst! (3)
 ........ jij morgen jarig?
wordt
word
woordt
woord

Slide 15 - Sleepvraag

Nu weet je hoe je de pv in de tt vervoegt. Maar met welke proef kun je eigenlijk zien of een ww een pv is?

Slide 16 - Open vraag

Bepaal wat de pv is in de zin:
'Roodkapje zal naar grootmoeder zijn gegaan'
A
zal
B
naar
C
zijn
D
gegaan

Slide 17 - Quizvraag

Bepaal wat de pv is in de zin:
'De wedstrijd is gewonnen met vals spel'
A
is
B
gewonnen
C
vals
D
spel

Slide 18 - Quizvraag

Je weet nu hoe je de pv kunt vinden en moet schrijven in de tt.  Maar hoe zit het met de pv in de verleden tijd (vt)?
Ook met de pv in de vt ga je eerst op zoek naar de stam. Daar voeg je dan -te óf -de aan toe.


ww: werken

ik/jij/u/hij/zij/het werkte

wij/jullie/zij werkten

Slide 19 - Tekstslide

Hoe weet je nu of er in de vt -te of -de achter de stam moet komen? Daarvoor zijn twee manieren:

  1. je maakt het woord langer, dan hoor je het meestal wel. Dan hoor je zij werkten en niet zij werkden. En zij boorden en niet zij boorten.

  1. Je kunt ook 't kofschip-x gebruiken. Zit het laatste woord van de stam niet in 't kofschip-x, dan gebruik je -de in plaats van -te.
Dus

wij fietsten
hij maakte
ik slachtte
maar:
wij slaagden
hij draaide
ik geloofde (!)

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de vt van de pv (hij) 'leggen'?
A
legt
B
lechte
C
legte
D
legde

Slide 21 - Quizvraag

Let wel op: 'sterke ww-den' laten zich niks vertellen en doen in de vt hun eigen ding...

Ik koop - ik kocht
Jij wordt - jij werd
Hij loopt - hij liep
Wij slapen - Wij sliepen

Deze vt-vormen moet je dus 'gewoon' uit je hoofd leren

Slide 22 - Tekstslide

Dan is er ook nog zoiets als het voltooid deelwoord (vd)...
Dit is een bijzondere vorm van de verleden tijd. Je komt het tegen in zinnetjes als deze:
Karel heeft besloten
Miep heeft gekocht
Murad had gedroomd

Dit zijn dus geen persoonsvormen! (Want ze veranderen niet met de tijdsproef...)

Slide 23 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord is gelukkig best makkelijk te spellen....
Hij heeft gespeelt of hij heeft gespeeld? (ww: spelen)

- Maak er een bijvoeglijk naamwoord van: 'de gespeelde wedstrijd.' Je hoort dan duidelijk de -d aan het eind.
- Twijfel je nog? Kijk dan ook hier of de laatste letter van de stam in 't kofschip-x zit. Nee? Dan moet er geen -t maar een -d aan vastgeplakt worden.

Slide 24 - Tekstslide

Dus: wat is het vt van 'Hij droomt'?
Hij .......

Slide 25 - Open vraag

En hoe schrijf je het voltooid deelwoord (vd) van 'dromen' in de zin 'Hij heeft ........'

Slide 26 - Open vraag

Let op: sommige voltooid deelwoorden eindigen op -en. Zoals het vd van 'schrijven' in de zin 'Ik heb .............'
A
beschreven
B
geschrijven
C
geschreven
D
geschreeven

Slide 27 - Quizvraag

Zijn de regels duidelijk?


Dan wordt het nu tijd om serieus te gaan oefenen...

Slide 28 - Tekstslide