Stap 1: kijk of je te maken hebt met een werkwoord (ww)
- Geeft het woord een actie aan (iets wat iets of iemand doet of heeft gedaan)? Dan is het een werkwoord.
bv: 'lopen', 'zingen', 'gedaan', 'beloofd', 'graaft', 'had'.
- Gaat het om iets wat iets of iemand is of was? Dan noemen we dat ook een werkwoord.
bv: 'is', 'wordt', 'lijkt', 'zijn', 'schijnt'