vervolg kleuter- jong schoolkind

De kleuter
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De kleuter

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je onthouden van de vorige les? 
In tweetalen ga je 15 minuten aan de slag met je eigen mindmap, waar de volgende onderdelen aan bod komen:
- lichamelijke ontwikkeling
- cognitieve ontwikkeling
- sociaal-affectieve ontwikkeling

Wanneer iedereen klaar is ga je bij elkaar 'neuzen', vinden jullie informatie bij een andere mindmap wat jullie zelf niet hadden beschreven, voeg dit dan toe aan jullie eigen mindmap. 


Slide 2 - Tekstslide

aan het einde van de opdracht beoordelen studenten hun eigen mindmap: 
"stel je bent docent en je moet deze mindmap beoordelen, welk cijfer geef je dan en waarom?"
- hebben ze voldoende informatie opgefrist? Hoe heb je meegedaan met de opdracht? Welk resultaat heeft dit naar jouw inzicht? 

Kijkopdracht
Jullie gaan in tweetallen een kijkopdracht maken. 
Beantwoord de volgende twee vragen over het volgende filmfragment:
  • Wat zie je in het filmfragment?
  • Waarom wordt dit met kleuters gedaan? Wat leren zij ervan?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je bewaard van de vorige les over de kleuter?
Maak in tweetallen een mindmap waarin je de volgende aspecten aan bod laat komen:
- lichamelijke ontwikkeling
- cognitieve ontwikkeling
- sociaal affectieve ontwikkeling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Educatie
  • Zoek en beschrijf 5 tv programma’s die aansluiten op de ontwikkeling van kleuters. 
  • Beschrijf per programma specifiek welke ontwikkeling specifiek wordt gestimuleerd?
(denk aan de drie aspecten welke we behandeld hebben)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Kleuter
  • Handvoorkeur
  • Differentiatiefase
  • Intuïtief denken
  • Schoolrijpheid
  • Leerplichtig
  • Identificatie
  • Identificatiefiguur
  • Fantasiespel
  • Rollenspel
  • Doen-alsof-spel
  • Geweten
  • Identiteit
  • Fallische fase

Huiswerk: begrippen van de kleuter opzoeken, uitschrijven en meenemen naar de volgende les.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking begrippen deel 1
  • Kleuter: kind van 4 tot 6 jaar
  • Handvoorkeur: voorkeur voor het schrijven, tekenen, enzovoort met de linker- óf de rechterhand: rechtshandig of linkshandig
  • Differentiatiefase: fase van 2 tot 5 jaar waarin de taalontwikkeling snel verloopt. Een 2-jarig kind gebruikt al woordcombinaties en begrijpt eenvoudige aanwijzingen. Op driejarige leeftijd praat hij in zinnen; hij begrijpt dat er een relatie is tussen verschillende woorden en dat zij samen een zin vormen. Einde peutertijd begrijpen de meeste kinderen voorzetsels en gebruiken voegwoorden, bijvoorbeeld ‘en’, ‘dus’, ‘maar’, enzovoort
  • Intuïtief denken: denken van de kleuter tegenovergestelde van bewust denken, kleuter doet de dingen vaak al goed maar kan nog niet uitleggen waarom het goed is.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking begrippen deel 2
  • Schoolrijpheid: de kleuter is zindelijk, kan zich aanpassen en met andere kinderen samenwerken, zich redelijk concentreren, enige tijd zonder ouders, door middel van taal communiceren.
  • Leerplichtig: de verplichting voor kinderen vanaf vijf jaar om naar school te gaan, de voorwaarden onder 6 vervallen dan.
  • Identificatie: het kind imiteert niet alleen het gedrag van iemand maar probeert deze hele persoon te zijn.
  • Identificatiefiguur: iemand die dicht bij het kind, waar het kind zich aan spiegelt. Hij zou het liefst hetzelfde zijn als die persoon. Meestal de vader voor een jongen en de moeder voor een meisje.
  • Fantasiespel: spel waarbij aan allerlei gewone dingen en situaties een bijzondere betekenis gegeven wordt door het kind
  • Rollenspel: spel waarbij het kind een bepaalde rol speelt, bijvoorbeeld, dokter, verpleegster, vader, moeder, enzovoort, waardoor zij sociale regels en omgangsvormen leren.
  • Doen-alsof-spel: spel waarbij kinderen net doen of iets bestaat of dat zij iemand anders zijn, is vergelijkbaar met rollenspel,
  • Geweten: besef van goed en fout
  • Identiteit: persoonlijkheid, het eigen karakter van iemand
  • Fallische fase: fase waarin kinderen geïnteresseerd zijn in de geslachtsverschillen tussen jongens en meisjes en aandacht hebben voor de geslachtsdelen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het basisschoolkind
Jonge schoolkind(6-9 jaar)
Oudere schoolkind(9-12 jaar)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1e woord wat in je opkomt als jij
terug denkt aan de basisschooltijd

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Maak lesopdracht 1
Lees de tekst over het jonge schoolkind in 5.3 tot en met 5.3.3 uit de scans in stilte!
(bladzijde 108 tm 116)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden van lesopdracht 1
  1. Nee: Er is weinig verschil op te merken tussen jongens en meisjes in deze leeftijd.
  2. Ja: Ze hebben een goed uithoudingsvermogen, maar zijn wel snel moe.
  3. Ja: De afstemming tussen zien en handelen is sterk ontwikkeld en verbeterd.
  4. Nee: Ze zijn gericht op het eigen geslacht. Samen verkennen, plezier maken en experimenteren.
  5. Ja: de vriendschappen zijn daarbij wel van korte duur.
  6. Ja: hij/zij heeft last van prestatiedrang. Dit is terug te vinden in spelgedrag. Het kind wil winnen van anderen en is daar veel mee bezig.
  7. Ja: het jonge schoolkind verbergt ze. Angst neemt toe door multimedia waar ze o.a. mee te maken krijgen. Ze vragen zich af wat hem/haar kan overkomen.
  8. Nee, het leert om verschillende situaties aan te kunnen. Zo krijgen ze grip op het leven. 2 strategieën: problemen aanpakken of problemen omzeilen.
  9. Ja: Hierdoor ontwikkelen ze zich en weten ze wat goed en fout is.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 4 fasen van Piaget. Wat weten jullie nog? 

Slide 14 - Tekstslide

concreet operationeel:
- het abstract denken is volop in ontwikkeling, het kind kan een bepaalde voorstelling er van maken
- Fantasie maakt plaats voor de werkelijkheid

Ze kunnen nu bijvoorbeeld beter ordenen en begrijpen waarom iets bij elkaar hoort: stoel, tafel, kast zijn meubels. 


kijkopdracht
  • maak groepen van 3 personen
  • Bespreek wie welk ontwikkelgebied gaat observeren (lichamelijk, cognitief, sociaal-affectief)
  • Lees jou onderdeel door in de  scans op Cumlaude
  • kijk de film en beantwoord de vragen die bij jou opdracht horen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bespreek de antwoorden met elkaar

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie van de les

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies