Klaar? Begin alvast aan paragraaf 5.10 in je (online) boek.
5.10 Voegwoord
Onderschikkend en nevenschikkend
Startopdracht:
GRAMMATICA
Woordsoorten
timer
5:00
Havo: Maak van onderstaande zinnen één zin:
- Jongeren kijken het journaal niet meer.
- Ze krijgen het nieuws mee via social media.
Vwo: Maak van onderstaande zinnen één zin:
- Je moet een paraplu meenemen.
- Je gaat naar buiten.
- Het KNMI heeft regen voorspeld.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Bestudeer de theorie op blz. 224.
Beantwoord de startvraag.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 5.10 in je (online) boek.
5.10 Voegwoord
Onderschikkend en nevenschikkend
Startopdracht:
GRAMMATICA
Woordsoorten
timer
5:00
Havo: Maak van onderstaande zinnen één zin:
- Jongeren kijken het journaal niet meer.
- Ze krijgen het nieuws mee via social media.
Vwo: Maak van onderstaande zinnen één zin:
- Je moet een paraplu meenemen.
- Je gaat naar buiten.
- Het KNMI heeft regen voorspeld.
Slide 1 - Tekstslide
Je kunt voegwoorden in een samengestelde zin herkennen.
Je weet het verschil in functie tussen nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden.
Lesdoelen
Slide 2 - Tekstslide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen.
2. Herhaling van de woordsoorten tot nu toe.
3. Uitleg §8 Telwoord.
4. Klassikale check.
5. Tijd voor huiswerk (zelfstandig of in tweetallen).
6. Afsluiten.
Slide 3 - Tekstslide
Vul hier je antwoord op de startvraag in.
Slide 4 - Open vraag
Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.
Slide 5 - Tekstslide
§8: Telwoord
blz. 220-221
Slide 6 - Tekstslide
Telwoorden
Bekijk de volgende zin:
In de eerste pauze at Yessin drie boterhammen en wat druiven.
In deze zin zijn de vetgedrukte woorden telwoorden. Er zijn vier soorten telwoorden. Ze geven een hoeveelheid of een volgorde (een plaats in een reeks) aan.
Slide 7 - Tekstslide
Een bepaald hoofdtelwoord (bep.hoofdtelw) noemt een precies aantal of een precieze hoeveelheid: dertien (13), een vijfde (1/5). Alleen bepaalde hoofdtelwoorden kun je vervangen door cijfers.
Eenonbepaald hoofdtelwoord (onbep.hoofdtelw) noemt een onduidelijk aantal of een onduidelijke hoeveelheid: enkele, weinig.
Een bepaald rangtelwoord (bep.rangtelw) noemt een duidelijke plaats in een volgorde, in een rij: eerste, negende.
Een onbepaald rangtelwoord (onbep.rangtelw) noemt een onduidelijke plaats in een rij: middelste, laatste.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Deze telwoorden geven een aantal weer. (Denk aan je winkellijstje)
Deze telwoorden geven een plaats of rangorde weer. (Denk aan je loopwedstrijd)
vier
250
drie
twintig
150
eerste
laatste
voorlaatste
tweede
Slide 10 - Sleepvraag
Ongeveer een jaar geleden werd in dit dorp de *zoveelste* sportzaak geopend.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelword
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 11 - Quizvraag
*Negentig* procent van alle jongeren heeft een smartphone.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelword
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 12 - Quizvraag
§10: Voegwoord
blz. 224-225
Slide 13 - Tekstslide
Voegwoord
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
Twee woorden: aardrijkskunde of geschiedenis.
Twee woordgroepen: een nieuwe tentoonstelling en een lezing van Freek Vonk.
Twee zinnen:
– {Jongeren kijken vrijwel geen televisie}, maar {ze kijken wel filmpjes op TikTok}.
– {(Voordat Sarah naar Spanje emigreerde), heeft ze Spaans geleerd}.
Slide 14 - Tekstslide
Voegwoorden
Een nevenschikkend voegwoord (ns.vgw) verbindt meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen:
– {hoofdzin Een tompouce is lekker}, maar {hoofdzin dit gebakje is lastig om te eten}.
Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden: dus, en, maar, of en want.
nevenschikkend
Slide 15 - Tekstslide
Voegwoorden
Een onderschikkend voegwoord (os.vgw) verbindt meestal een bijzin met een hoofdzin.
– {hoofdzin Het treinverkeer naar Groningen is vrijdag ontregeld, (bijzin nadat onder het spoor bij Taarlo een bevergang werd ontdekt)}.
Onderschikkende voegwoorden zijn onder meer: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.
onderschikkend
Slide 16 - Tekstslide
*Voordat* Kevin naar school gaat, laat hij de hond uit.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking
Slide 17 - Quizvraag
Meester Maarten maakt voor elke les een Kahoot, *want* dat vinden zijn leerlingen leuk.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking
Slide 18 - Quizvraag
Als het mooi weer is, gaan we morgen naar het strand.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking
Slide 19 - Quizvraag
Uitlegfilmpje!
Slide 20 - Tekstslide
Oefenen
Wat?
Cursus 5.10 Voegwoord
Havo: Maak opdracht 1 t/m 5 op blz. 224-225.
Vwo: Maak opdracht 1 t/m 6 op blz. 224-225.
* Keuze: echte boek of online boek!
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, oogje, theorie in de LessonUp.
Tijd
Timer.
Klaar?
Begin alvast aan paragraaf 5.12 (werkwoorden in een samengestelde zin) of herhaal paragraaf 5.2, 5.4, 5.6 of 5.8 in de trainer.