Herhaling H3

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herhaling H3

Lesplanning:

1. Klassikale herhaling H3
2. Oefentoets maken en inleveren (drietallen)
3. Afsluiting
   evt. quiz schakelingen

Overzicht H3

• Lading, spanning, stroom, weerstand en geleidbaarheid
• Wet van Ohm R = U/I
• Serie- en parallelschakelingen
• Energie en vermogen

Formules op de toets

Statische elektriciteit

• Positief, negatief en neutraal geladen voorwerpen. 
• Verschillende lading - aantrekken
• Gelijke lading - afstoten
• Bij een “groot” ladingsverschil bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats.

Negatieve deeltjes (elektronen) kunnen zich verplaatsen. 

Phet

Elektrische stroom

Bij een “groot” ladingsverschil bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats. 

Het aantal ladingen dat per seconde een punt in de stroomkring passeert. 

De hoeveelheid energie dat een lading afgeeft tussen twee punten.

Geeft aan hoe sterk de stroom wordt tegengehouden.

Spanning
U (V)

Stroomsterkte
I (A)

Weerstand
R (Ω)

Spanning U(V) stroomsterkte I(A) 

en 

weerstand R(Ω)

Een radio heeft een interne weerstand van 500 Ohm. De radio is aangesloten op een spanning van 230 V. Bereken het vermogen van de radio.

E = P * t
P = U * I

R = U / I

• 
  
  
• 
  
  
• 
  
  
• De stroom verdeelt zich evenredig met de geleidbaarheid. 

U​bron​​=U​1​​=U​2​​=U​3​​=...

I​bron​​=I​1​​+I​2​​+I​3​​+...

Parallelschakelingen

G​totaal​​=G​1​​+G​2​​+G​3​​+...

• 
  
  
• 
  
  
• 
  
  
• De spanning verdeelt zich evenredig met de weerstand. 

U​bron​​=U​1​​+U​2​​+U​3​​+...

I​bron​​=I​1​​=I​2​​=I​3​​=...

R​totaal​​=R​1​​+R​2​​+R​3​​+...

	R (Ω)	U (V)	I (A)
Totaal		6	0,20
R1	20
R2	10

0,10

0,20

1

2

3

4

30

	R (Ω)	U (V)	I (A)
Totaal		12	1,8
R1	10
R2	20

0,6

1,2

2

2,4

6,7

12

30

	R (Ω)	U (V)	I (A)
Totaal		15
R1			1,1
R2	2

1,1 A

0,57

1,1

2,0

2,5

7,5

8,6

15

	R (Ω)	U (V)	I (A)
Totaal
R1		2
R2	2	4

1,0

1,1

2,0

2,5

3,0

6,0

8,0

	R(Ω)	U(V)	I(A)	P(W)
Totaal		5,0		21
R1	2,0
R2	3,0	5,0	1,7

5,0

2,5

4,2

8,5

12,5

1,2

Oefentoets

Maak in drie of viertallen de oefentoets. Lever deze aan het einde van de les in.

Quiz schakelingen

12 vragen

Kees wilt drie lampjes parallel schakelen. Hierbij wilt hij dat ieder lampje apart aan of uit te zetten is door een schakelaar. Welk schakelschema moet Kees gebruiken?

1. 
2. 
3. 
4. 

Hoe groot is de totale spanning?

1. 0V
2. 6V
3. 18V
4. 36V

Over het eerste lampje staat een spanning van 10 V. Wat is de spanning van de spanningsbron?

1. 2 V
2. 10 V
3. 40 V
4. 50 V

Hoe groot is de spanning van spanningsbron U?

1. 3 V
2. 6 V
3. 9 V
4. 12 V

De spanning van de spanningsbron is 30 V.
De weerstand R1 = 100 Ω en weerstand R2 = 200 Ω.
Bereken de spanning over R1.

1. 0,1 V
2. 10 V
3. 20 V
4. 0,001 V

Hoe groot is de stroomsterkte in deze schakeling?

1. 2 A
2. 3A
3. 5 A
4. 1,2 A

De stroomsterkte door de batterij is?

1. 0.1 A
2. 0.2 A
3. 0.3 A
4. 0.6 A

De lampjes zijn identiek.
De totale stroomsterkte is 4,0 A.
Wat is dan de stroomsterkte door lampje A?

1. 8,0 A
2. 4,0 A
3. 2,0 A
4. 6,0 A

De totale stroomsterkte is ...

1. I = U / R = 12 / 20 = 0,6 A
2. I = U / R = 12 / 40 = 0,3 A
3. I = U / R = 6 / 20 = 0,3 A
4. I = U / R = 6 / 40 = 0,15 A

De stroomsterkte
door de bovenste
weerstand is:

1. 0,6 A
2. 1,7 A
3. 2 A
4. 0,7 A

De stroomsterkte in het linker lampje is 36mA
Wat is de stroomsterkte door het rechter lampje ?

1. 36 mA
2. 12 mA
3. 9 mA
4. 4 mA

De lampjes in de schakeling zijn gelijk. Welke schakeling geeft meer licht?

1. Schakeling I
2. Schakeling II
3. Ze geven geen licht
4. Schakeling I en II

Bereken de de stroomsterkte
door de spanningsbron.

1. 3,6A
2. 2,5A
3. 22,5A
4. 9,0A

	G (S)	R(Ω)	U (V)	I (A)
Totaal			13
G1	0,2	5
G2	0,5	2

9,1

1,43

2,6

0,7

13

6,5