6.3

6.3
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

6.3

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat dat ookal weer met fotosynthese? Bekijk de video en maak de vragen om je herinnering op te frissen!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Voor fotosynthese heeft de plant ..... nodig?
A
Water en zuurstof
B
Glucose en licht
C
Water, koolstofdioxide en licht
D
Licht, zuurstof en koolstofdioxide

Slide 4 - Quizvraag

Welke organismen leven van het voedsel dat de bladeren van planten maken?
A
De planten zelf
B
Dieren
C
Planten en dieren
D
De kinderen van de plant, de plant zelf en dieren

Slide 5 - Quizvraag

Welke stof wordt vooral door de plant gebruikt om te groeien?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Zetmeel
D
Mineralen

Slide 6 - Quizvraag

Fotosynthese vindt plaats in de?
A
Wortels
B
Bladeren
C
Bloemen
D
Vruchten

Slide 7 - Quizvraag

Waarom kan fotosynthese niet in de wortels plaatsvinden?

Slide 8 - Open vraag

Samenvattend:
Water + Koolzuurgas (koolstofdioxide) → Zuurstof + Suikers (glucose)
Wat de plant hier boven heeft gedaan, noemen wij fotosynthese.
Foto betekent licht, synthese betekent maken. De plant maakt dus iets met licht. Namelijk eten!

1: De plant neemt water en mineralen op uit de grond.

2: De plant neemt koolzuurgas (koolstofdioxide) op met het blad.

3: In het blad (bladgroenkorrels) worden koolzuurgas en water met elke gemengd met behulp van zonlicht.

4: Door het mengen ontstaat zuurstof en suikers (glucose).

5: Een deel van de zuurstof wordt aan de lucht gegeven.

6: De overige zuurstof en suiker gebruikt de plant om te leven.


Slide 9 - Tekstslide

Koolstofdioxide
Water
Bladgroenkorrels
Glucose
Zuurstof

Slide 10 - Sleepvraag

De volgende dia's gaan over voedselketens, voedseweb en voedselpiramides.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat staat er op het menu?

Hoe dieren eten kun je verdelen in drie groepen:
1. Planteneters (Herbivoren)
2. Vleeseters (Carnivoren)
3. Alleseters (Omnivoren)

Een vos eet een konijn, welke weer gras eet.
Organismen eten organismen, die weer organismen eten.
Dit noemen we voedselrelaties.

Slide 13 - Tekstslide

Voedselketen = elke soort is voedsel voor een andere soort

Slide 14 - Tekstslide

Voedselketen
  • Pijltje = Wordt gegeten door
  • dus: alg wordt gegeten door watervlo
  • watervlo wordt gegeten door baars
  • baars wordt gegeten door reiger

Slide 15 - Tekstslide

Hoe noteer je voedselrelaties?

In een biotoop heb je natuurlijk meerder voedsel-
ketens. Deze voedselketens lopen allemaal door 
elkaar heen. Daarom zet je ze neer in een voedselweb.

Slide 16 - Tekstslide

Voedselweb= meerdere voedselketens door elkaar

Slide 17 - Tekstslide

Let op: een voedselketen of voedselweb begint altijd met een plant!

Slide 18 - Tekstslide

Producenten= planten
produceren voedsel voor mens en dier

Slide 19 - Tekstslide

Voedselketen
Reeks van levende wezens die elkaar opeten. 

Slide 20 - Tekstslide

Aan het begin van de voedselketen staat altijd een plant.. een producent. 
- Waarom heet dit een producent? 

Slide 21 - Tekstslide

Omdat hij met behulp van fotosynthese zelf zijn voedingsstoffen kan aanmaken (glucose en zetmeel).

De rest van de voedselketen wordt gevormd door consumenten.

Slide 22 - Tekstslide

De consumenten hebben ook een rangschikking. 
1e consument is altijd een planteneter (soms alleseter)
Dit noem je een consument van de 1e orde.
De tweede, derde vierde.. is altijd een vleeseter (of alleseter)

Slide 23 - Tekstslide

Planteneters zijn herbivoren.
Vleeseters zijn carnivoren.
Alleseters zijn omnivoren. 

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen
- Hoeveel producenten zitten in het volgende voedselweb?
- Hoeveel consumenten van de 2e orde?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

2 producenten & 4 consumenten van de 2e orde

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

piramide van aantallen
als je binnen een voedselketen kijkt zie je vaak dat je in de eerste schakels meer organisme nodig hebt dan in de laatste.

in een piramide van aantallen wordt dit weergegeven. 

Slide 30 - Tekstslide

Piramide van aantallen

Slide 31 - Tekstslide

het aantal tussen schakels hoef niet altijd af te nemen.

zie het voorbeeld hiernaast waarbij er minder bomen nodig zijn dan comsumenten 1e orde.

Slide 32 - Tekstslide

schematische weergave

Slide 33 - Tekstslide

piramide van biomassa
elk organisme draagt een bepaald aantal energierijke stoffen bijzich.

het totale gewicht die het organisme bij zich draagt aan energierijke stoffen noemen we biomassa.

piramide van biomassa kan er anders uitzien dan de piramide van aantallen

Slide 34 - Tekstslide

verschil

Slide 35 - Tekstslide

Piramide van aantallen
Piramide van biomassa

Slide 36 - Tekstslide

Klaar!
Ga verder met je huiswerk.

Slide 37 - Tekstslide