les 4: tijd, open plekken, spanningsboog

Verhaalanalyse
Ik ken de begrippen tijd, open plekken en spanningsboog en kan ze herkennen en benoemen binnen een verhaal. 


.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse
Ik ken de begrippen tijd, open plekken en spanningsboog en kan ze herkennen en benoemen binnen een verhaal. 


.

Slide 1 - Tekstslide

Tijd
  • chronologisch: de gebeurtenissen worden verteld in de tijdsvolgorde waarin ze plaats hebben gevonden.
  • flashback: lezer wordt teruggenomen naar het verleden
  • terugverwijzing: kort iets uit het verleden benoemen
  • flashforward: meegenomen naar de toekomst
  • vooruitwijzing: kort iets wat gaat gebeuren benoemen
  • niet-chronologisch: er zitten flashbacks of -forwards in het verhaal.

Slide 2 - Tekstslide

Tijd
  • vertraging: een gebeurtenis wordt uitgebreid verteld
  • versnelling: een gebeurtenis wordt kort samengevat
  • tijdsprong: er worden gebeurtenissen overgeslagen (uren/dagen/weken/jaren)

Slide 3 - Tekstslide

Manipulatietechnieken
  • open plekken: nog niet ingevulde stukken van een verhaal 
  • spanningsboog: moment  ontstaan van een vraag tot antwoord
  • open einde: nog veel vragen
  • gesloten einde: belangrijkste vragen beantwoord

Slide 4 - Tekstslide

Open plekken
Vragen die worden opgeroepen bij de lezer:
  • tegenstrijdige informatie
  • achterhouden informatie
  • hoe een personage  zich gedraagt.

--> zorgen voor spanning, zorgen ervoor dat een lezer wil weten hoe het verhaal verder gaat. 

Slide 5 - Tekstslide

Spanningsboog
Bijvoorbeeld: Ben ligt in het ziekenhuis. De lezer vraagt zich af wat er gebeurd is. We komen erachter dat hij in slaap is gevallen met een jointje in de hand, waardoor de boomhut afbrandde.

Slide 6 - Tekstslide

Spanningsboog
Bijvoorbeeld: Ben ligt in het ziekenhuis. De lezer vraagt zich af wat er gebeurd is. We komen erachter dat hij in slaap is gevallen met een jointje in de hand, waardoor de boomhut afbrandde.

Langste boog: waardoor ligt Ben in de kliniek?
Kleinere boog: bovenstaande gebeurtenis.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijver vs personage
  • De schrijver is in de werkelijkheid
  • Hij/zij kiest een personage in de 
  • vertelwerkelijkheid
  • Zij zijn niet dezelfde persoon, dus: 
       zij hebben niet dezelfde ervaringen, 
       normen, waarden, eigenschappen etc.

Slide 8 - Tekstslide

Een bord met spaghetti

(1984)

Auteur: Adriaan van Dis
Schrijft vaak over: 
Nederlands-Indië en
migranten

Slide 9 - Tekstslide

timer
10:00
Schrijf mee: vragen/opmerkingen etc.

Slide 10 - Tekstslide

Etiketten plakken

Als je iemand voor het eerst ziet, heb je vaak meteen een oordeel.

Dit komt door je eigen normen en waarden en hoe jij naar de wereld kijkt.

Slide 11 - Tekstslide

Eerste indruk?

Slide 12 - Poll

Vragen
Hoe werd de lezer op het verkeerde been gezet?
Welke spanningsvragen riep dit verhaal bij je op? 
In hoeverre heeft Muller vooroordelen?
Wat zijn de vooroordelen in dit verhaal?
Welke karaktereigenschappen heeft Muller?
Hoe kun je reageren op discriminatie? 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
  • Bespreek + noteer de aspecten: chronologie, flashbacks/forwards, terugverwijzing/vooruitwijzing, tijdsprong, vertraging/versnelling, open plekken, open of gesloten eind

  • Teken minimaal 2 spanningsbogen, waaronder de langste.

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
kies een laatste boek voor dit jaar: niveau 3BB of hoger (overleg altijd met mij)

Beschouwing 
14 april: verhaalanalyse (begrippen leren)

Slide 15 - Tekstslide