Les 2: bestaat de Nederlandse identiteit?

Internationaal: Waarom doe je wat je doet? 


Identiteit 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
InternationaalMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Internationaal: Waarom doe je wat je doet? 


Identiteit 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het vaccinatie programma een sociaal grondrecht en het weigeren van een vaccin een klassiek grondrecht?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen? 
Korte presentatie over een land naar keuze
Socialisatie en referentiekader
Identiteit 
Sociale buitensluiting 
Identiteit en de Nederlandse samenleving

Lesdoel: Aan het einde van de les kan je uitleggen wat identiteit betekend

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte presentatie over een land

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit
Identiteit: Het geheel van eigenschappen dat jou tot een uniek persoon maakt.

Je identiteit wordt gevormd door zowel aangeboren eigenschappen als aangeleerde eigenschappen. 
<Combinatie van aangeboren en aangeleerde eigenschappen 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatie en Referentiekader
Socialisatie: Het proces waarbij je waarden en normen aangeleerd krijgt.






Referentiekader: Het geheel van waarden, normen en uitgangspunten op basis waarvan je naar de wereld kijkt. 


 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat zie je hier?

Slide 8 - Open vraag

Wat je ziet, heeft te maken met je referentiekader; met de manier waarop je naar dingen kijkt
Eens of oneens + argument: Opgroeien in de stad is beter dan opgroeien in een klein dorp.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Laat jij je wel eens beïnvloeden door groepsdruk?
A
Nee nooit
B
Bijna nooit
C
Vaak
D
Altijd

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Groepsgedrag
Groepsgedrag: Het gedrag dat mensen in een groep vertonen.

Groepsdruk: Een groep mensen zet je onder druk om je op een manier te gedragen die bij de groep past.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale buitensluiting 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ik denk dat ik sociaal, vriendelijk en behulpzaam ben. Ik vind mezelf over het algemeen wel een aardig mens.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kun jij deze kenmerken aan het juiste land koppelen?
Peru
Nederland
Frankrijk
Marokko
USA
China
Japan
Spanje
Italië

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kun jij deze kenmerken aan plekken in Nederland koppelen?
Limburg
Heel Nederland
Curacao
Utrecht
Volendam
Rotterdam

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat bijvoorbeeld Curacao, aan de andere kant van de wereld óók bij de Nederlandse identiteit hoort?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk één vraag die je wilt stellen

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het nature-nurture-debat
Wordt gedrag bepaald door aangeboren eigenschappen of door de omgeving?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'De leden van sportvereniging X vinden het belangrijk dat ze motivatie hebben, hun best doen en proberen te winnen.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mensen die bij een vereniging horen, kijken vaak meer naar elkaar om, steunen elkaar soms financieel als het nodig is en hebben eigen regels en wetten.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Gedraag jij je in elke situatie met elke groep/persoon hetzelfde?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Dit heeft te maken met de verschillende onderdelen van je identiteit
1945
Nationalisme
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg het begrip 'nationalisme' een vervelende bijsmaak. Het begrip wordt in een adem genoemd met oorlog en vooral uitsluiting van groepen: vreemdelingenhaat en anti-semitisme. Patriotisme (van patria, 'vaderland') komt hiervoor in de plaats. 
De afbraak van de zuilen, en de Nederlandse Identiteit?
Ontkerkelijking
Mensen gaan minder en minder naar de kerk. Sociologen komen met de 'secularisatietheorie' op de proppen: doordat wetenschap en rationele argumenten het zullen winnen van religieuze kennis, verwachten ze dat religie op den duur helemaal zal verdwijnen. Dat blijkt niet het geval te zijn, de theorie is inmiddels ook weer teruggetrokken. Nederland is nog steeds een van de meeste ontkerkelijkte of geseculariseerde landen ter wereld. 

Gevolg is dat de zuilen uiteen vallen. 
Globalisering
Ook globalisering draagt bij: Nederlanders gaan zichzelf meer en meer als 'wereldburgers' zien en grijpen hierbij terug op een geromantiseerd beeld van de 'Gouden Eeuw', waarin Nederland als handelsstaatje grote mondiale invloed had. In plaats van nationale trots, komt er ook steeds meer kritiek op deze tijd: de voormalige koloniën komen in opstand en het slavernijverleden wordt aan de kaak gesteld. 
Feminisme
Feministische bewegingen komen op in Nederland, vrouwen beginnen steeds meer rechten op te eisen. Tot 1956 was het bijvoorbeeld zo dat vrouwen gezien werden als 'handelingsonbekwaam', net als minderjarigen konden zij geen eigen contracten tekenen zonder toestemming van hun man. Als je als vrouw in dienst was van de overheid, moest je gedwongen ontslag nemen zodra je trouwde. 
Emancipatie
Naast vrouwen werden ook niet-heteroseksuelen geëmancipeerd. Dat wil zeggen dat er steeds meer ruimte kwam voor mensen om hun eigen identiteit publiekelijk uit te dragen. Waar homoseksualiteit eerst verboden was bij wet, werd het in Nederland als één van de eerste landen ter wereld mogelijk om te trouwen met iemand van hetzelfde geslacht. 
(Arbeids)migratie
Dit is natuurlijk deel van globalisering, maar door arbeidsmigratie en steeds meer (handels)vrijheid binnen de Europese Unie werd de samenstelling van de Nederlandse bevolking drastisch anders. Steden werden groter, wat weer bijdroeg aan individualisering.
Individualisering
Naarmate de bevolking groeide, de banden in 'zware gemeenschappen' zoals de zuilen minder strak werden, en internationale bedrijven en gemeenschappen meer voet aan de grond kregen, raakten Nederlanders steeds meer op zichzelf en de eigen vrijheid gericht.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Max Verstappen pakt de wereldtitel F1 en het hele land is blij!
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Lokale identiteit

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan het begin van het jaar viert iedereen in Brabant en Limburg gezamenlijk Carnaval
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Lokale identiteit

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt er lang over nagedacht en gediscussieerd met je ouders maar je wordt nu toch echt vegetariër!
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Europese identiteit
D
Lokale identiteit

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatie
Het proces tijdens je opvoeding waarin je leert wat (ab)normaal gedrag is en wat (on)belangrijk is.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Marketingplan
  1.  Doel - bepalen uitgangssituatie
  2.  Markt - identificeren kansen en bedreigingen
  3.  Organisatie - sterktes en zwaktes analyseren
  4.  Confrontatie (niveau 4)
  5.  Strategie - oplossingen bieden voor probleemgebieden
  6.  Marketingmix  bepalen
  7.  Marketingjaarplan - operationeel activiteitenplan

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies