Prinsjesdag

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalISK

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

  • Het koffertje
 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel inkomsten heeft de regering?
A
425,1 euro
B
425,1 duizend euro
C
425,1 miljoen euro
D
425,1 miljard euro

Slide 12 - Quizvraag

Hoe krijgt de regering geld?
A
De koning geeft het geld.
B
Andere landen geven geld.
C
De mensen van Nederland geven geld.
D
De ministers geven geld.

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel uitgaven heeft de regering?
A
457 euro
B
457 duizend euro
C
457 miljoen euro
D
457 miljard euro

Slide 14 - Quizvraag

Waar gaat het meeste geld naartoe?
A
Directe belastingen
B
Zorg
C
Sociale zekerheid
D
Onderwijs

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer is Prinsjesdag?
A
Altijd op 16 september
B
3e dinsdag in september
C
Dat is verschillend
D
3 september

Slide 17 - Quizvraag

Hoe gaan de koning en koningin naar Prinsjesdag?
A
Met de auto
B
Met de fiets
C
Met de gouden koets
D
Te voet

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat doet de koning op Prinsjesdag?
A
Hij geeft het gouden koffertje aan de minister
B
Hij luistert naar de troonrede.
C
Hij leest nieuwe plannen voor.

Slide 20 - Quizvraag

De koning leest de troonrede voor

Slide 21 - Tekstslide

Wat zit er in het gouden koffertje?
A
Niks
B
De begroting
C
De papieren voor de koning
D
De miljoenennota

Slide 22 - Quizvraag

  • Het koffertje
 

Slide 23 - Tekstslide

In het koffertje zitten:
  • De miljoenennota
  • De begroting
Dit zijn de plannen van de regering

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een traditie op Prinsjesdag?
A
Er mogen alleen mannen komen.
B
Er mogen alleen vrouwen komen.
C
Mannen dragen een koffer.
D
Vrouwen dragen een hoed.

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Wat doet de koning als hij thuis komt?
A
Hij gaat eten.
B
Hij gaat praten met de ministers.
C
Hij gaat sporten.
D
Hij gaat naar de mensen zwaaien.

Slide 27 - Quizvraag

De koning is weer thuis.
Hij zwaait op het balkon naar de mensen.

Slide 28 - Tekstslide

Wat gaan de ministers NA Prinsjesdag doen, dus op woensdag?
A
Ze zijn vrij.
B
Ze gaan praten over de nieuwe plannen.
C
Ze gaan naar school.
D
Ze gaan samen lunchen.

Slide 29 - Quizvraag

Op woensdag praten de leden van de 2e Kamer over de plannen van de regering.

Slide 30 - Tekstslide

Klaar met LessonUp!

Slide 31 - Tekstslide