Feiten, meningen en argumenten oefenen

Debatteren
In week 9 gaan we in groepen een debat voeren
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolMBOmavoLeerjaar 2Studiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Debatteren
In week 9 gaan we in groepen een debat voeren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
- Wat zijn argumenten, welke soorten zijn er en hoe zet je ze in? (Lezen H3)
- Oefenen

Vrijdag:
- Hoe kun je argumenten weerleggen (Lezen H4)
- Oefenen, groepjes maken, voorzitters aanwijzen

Let op: soms is er al een antwoord ingevuld. Zo kun je controleren of jouw antwoord klopt, je hoeft jouw antwoord niet daarop aan te passen.

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel weet jij al van standpunten, argumenten en onderbouwing.
0100

Slide 3 - Poll

Wat is een standpunt?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een argument?

Slide 5 - Open vraag

(1) Dat programma over de Sahara lijkt me echt iets voor jou. (2) Jij bent immers dol op natuurfilms.
A
(1) standpunt (2) argument
B
(1) argument (2) standpunt

Slide 6 - Quizvraag

(1) Omdat jongeren nog niet goed weten wat ze willen, (2) moet de leeftijdsgrens voor het laten plaatsen van tatoeages naar achttien jaar.
A
(1) standpunt (2) argument
B
(1) argument (2) standpunt.

Slide 7 - Quizvraag

Twee soorten argumenten:
Feitelijke argumenten
&
Waarderende argumenten

Slide 8 - Tekstslide

Een feit is ... ?
A
Iets wat waar is en controleerbaar
B
Iets wat waar is of niet waar en controleerbaar
C
Iets wat ik vind
D
Een reden waarom ik iets vind

Slide 9 - Quizvraag

Een feit kan ook onwaar zijn!

Jan geeft aan dat het volleybalveld 3 bij 4 meter is. Peter zegt: 'Dat is een feit. Om te kijken of het klopt, ga ik het controleren.' Hij loopt naar de uiteinden van het veld en komt erachter dat het veld veel groter is dan 3 bij 4 meter. Het feit van Jan was niet waar (onwaar). 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een feitelijk en waarderend argument?

Slide 11 - Open vraag

Waarderend argument
Niet te controleren.

- Blauwe auto's zijn mooier dan groene.

Slide 12 - Tekstslide

Noem een argument voor OF tegen bij de volgende stelling: Er moet alleen gezond eten worden verkocht in de kantine.

Slide 13 - Open vraag

Geef een waarderend argument: Kinderen moeten vanaf 4 jaar Engels leren op school.

Slide 14 - Open vraag

Geef een feitelijk argument: Kinderen moeten vanaf 4 jaar Engels leren op school.

Slide 15 - Open vraag

Heb je nog vragen? Wil je iets kwijt? Dat kan hier.

Slide 16 - Open vraag

Einde van oefening feiten, meningen en argumenten.

Slide 17 - Tekstslide