Verdiepingsles interviewen

“Knowledge speaks, but wisdom listens.”

Kennis spreekt, maar wijsheid luistert.”
- Jimi Hendrix
Verdiepingsles: Interviewen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

“Knowledge speaks, but wisdom listens.”

Kennis spreekt, maar wijsheid luistert.”
- Jimi Hendrix
Verdiepingsles: Interviewen

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij verdiepingsles: interviewen!

Jimi Hendrix is een rock legende. Hij is misschien niet altijd het beste voorbeeld van hoe je een verschil kunt maken, maar dat neemt niet weg dat hij een hele goede uitspraak heeft gedaan. 

Immers: De kern van deze quote ligt hem erin dat je vanuit kennis kunt spreken, maar dat als je nieuwe dingen wilt leren en inzichten wilt krijgen die je anders niet krijgt, je soms ook moet luisteren of de juiste vragen moet stellen. Als je dat niet doet, kun je iemand misschien wel alles wijsmaken, maar je zult nooit zelf tot nieuwe inzichten komen. 
Vandaag:
Start van de les
Instructie: Interview oefening
Werkvorm 1: Interviewen
Werkvorm 2: Wat gaat hier mis?! 
Afronding van de les

(5 min)
(5 min)
(20 min)
(15 min)
(5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

JE HEBT EEN STEM
GEBRUIK HEM

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kennis en vaardigheden heb je nodig om iemand te interviewen over een maatschappelijk onderwerp?
Eerst een vraag...

Slide 4 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit waarom het belangrijk is om tijdens het interviewen een bepaalde houding aan te nemen waarbij je open staat voor wat de ander je wil vertellen. Benoem bijvoorbeeld:
i. “Heb je lekker gegeten?” kun je met ja en nee beantwoorden, en nodigt niet uit om er dieper op in te gaan.
ii. Terwijl de vraag: “Wat vond je van het eten?” uitnodigt om een uitgebreider antwoord te geven, maar nog steeds kan zorgen voor een kort antwoord. Bijvoorbeeld: “lekker” of: “Ik vond het lekker maar… ”
iii. En: “Kun je mij vertellen wat je van het eten vond?” biedt nog meer ruimte voor het antwoord van de ander.

Instructie
Interview oefening

Slide 5 - Tekstslide

Leg de leerlingen uit dat zij gaan oefenen met het stellen van neutrale vragen tijdens een interview. Dit zijn vragen waarbij je zoveel mogelijk je eigen ideeën en gevoelens achterwege laat en er écht achter wil komen wat een ander denkt over een bepaald thema.

Dit gaan zij doen door in een groepje waarbinnen er verschillende rollen worden nagebootst een (voorbeeld) interview af te nemen over een maatschappelijk onderwerp.

In groepen gaan jullie zo elkaar interviewen.

Er zijn vier verschillende rollen:
- De interviewer
- De geïnterviewde
- De observator
- De samenvatter 

Interview oefening

Slide 6 - Tekstslide

De verschillende rollen die zij hebben tijdens dit interview zijn:
a. De geinterviewde (degene die vragen beantwoord)
b. De interviewer (degene die vragen stelt)
c. De observator (let op of vragen open en neutraal worden gesteld)
d. De samenvatter (maakt aantekening van de belangrijkste punten).
d. Elk persoon heeft drie minuten de tijd om te interviewen en een minuut om vervolgens feedback aan elkaar te geven. Daarna wissel je door, waarbij alle vier personen uit de groep dus de kans krijgen om elke rol een keer te oefenen.

De interviewer:
Stelt vragen aan de ander om feiten en meningen te verzamelen. 
Rolverdeling
De geïnterviewde:
Beantwoord de vragen gebaseerd op de eigen mening van deze persoon. 
De observator:
Kijkt mee en schrijft interessante vragen en uitkomsten op. 
De samenvatter:
Na het interview geeft deze persoon een samenvatting. De interviewer vult aan. 

Slide 7 - Tekstslide

De verschillende rollen die zij hebben tijdens dit interview zijn:
a. De geinterviewde (degene die vragen beantwoord)
b. De interviewer (degene die vragen stelt)
c. De observator (let op of vragen open en neutraal worden gesteld)
d. De samenvatter (maakt aantekening van de belangrijkste punten).
d. Elk persoon heeft drie minuten de tijd om te interviewen en een minuut om vervolgens feedback aan elkaar te geven. Daarna wissel je door, waarbij alle vier personen uit de groep dus de kans krijgen om elke rol een keer te oefenen.

Kies een van deze onderwerpen uit: 

- Helmplicht voor fatbikes.
- Verbod op vapes.
- Kiesrecht naar 16 jaar (stemmen vanaf je 16de).
- Hogere belasting op ongezonde producten. 
- Verbod op alcoholgebruik bij ontgroeningen (van studenten).
- Gebrek aan mbo'ers in de politiek. 



De onderwerpen

Slide 8 - Tekstslide

Dit gaan zij doen door in een groepje waarbinnen er verschillende rollen worden nagebootst een (voorbeeld) interview af te nemen over een maatschappelijk onderwerp. Deze onderwerpen kunnen zijn:
a. Helmplicht voor fatbikes
b. Verbod op vapes
c. Kiesrecht naar 16 jaar (Mogen stemmen vanaf je 16de ipv je 18de)
d. Hogere belasting op ongezonde producten
e. Verbod op alcoholgebruik bij ontgroeningen van studentenverenigingen
f. Onderrepresentatie van (/gebrek aan) mbo’ers in de politiek.

Oefening 1
Oefenen met interviewen

Slide 9 - Tekstslide

Elk persoon in de groep heeft nu een van de rollen, iedereen krijgt elke rol een keer. Ieder interview duurt drie minuten waarna er een minuut de tijd is om de belangrijkste uitkomsten en opvallendheden met elkaar te delen binnen deze groep:
• De interviewer: Stelt open en neutrale vragen over het onderwerp.
• De geinterviewde: Geeft antwoord op basis van een eigen of gespeelde mening over het onderwerp.
• De obersvator: Let op of het de interviewer lukt om open en neutrale vragen te stellen (zonder dat diens eigen mening dus zichtbaar of hoorbaar is).
• De samenvatter: Schrijft de belangrijkste uitkomsten op die tijdens het interview naar voren komen. De geinterviewde mag vervolgens aangeven of dit de belangrijkste punten waren.

Elk interview duurt drie minuten. 

Daarna vertelt de samenvatter wat er tijdens het interview is besproken. De interviewer vult aan waar nodig. 

Vervolgens geeft de observator feedback over het interview en de gestelde vragen.
- Welke vragen werkte goed? Waarom? En welke minder? 
Interview elkaar als volgt:

Slide 10 - Tekstslide

De uitleg in een korte samenvatting om te herhalen wat er precies van leerlingen wordt verwacht en hoe deze oefening in zijn werk gaat. 
Wat vind jij van ... ? 
Waarom vind je ... ?
Heb je zelf ervaring met ... ?
Ken je iemand met ervaring met ... ?
Wat denk je dat ... ervan denkt?
Wat maakt dat je ... zegt?
Wat denk je dat de oorzaak is van ... ?
Zou het kunnen dat ... en ... met elkaar in verband staan? 
Hulpvragen:

Slide 11 - Tekstslide

Algemene hulpvragen:
• Wat vind jij van…?
• Waarom vind je…?
• Heb je zelf ervaring met…?
• Hoe heb je dat ervaren…?
• Wat weet jij van…?
• Hoe weet je dat…?
• Welke voordelen en nadelen ken je van…?
• Wat denk je dat de oorzaak is van…?
• Wat zou het gevolg kunnne zijn van…?
• Weet jij hoe andere mensen hierover denken?
• Waarom denken zij dat volgens jou?
• Ik ben benieuwd waarom je dat zegt, kan je er meer over vertellen?
• Ik begrijp niet helemaal wat je bedoelt met ‘…’ wat betekent ‘…’ ?

timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik deze timer als je dat prettig vindt! Je kunt hem eventueel ook aanpassen. 
Nabespreken
Hoe was het om elkaar te interviewen?

- Zou dit met een onbekende makkelijker of moeilijker zijn?
- Wat zijn de voor of nadelen van je eigen mening geven?


- Hoe sluit je een interview af? 

Slide 13 - Tekstslide

Bespreek nadat alle personen uit de groep aan de beurt zijn gekomen klassikaal na door de volgende vragen te stellen:

• Is dit moeilijker of makkelijker bij onbekenden, denk je?
• Wat zijn voor en nadelen van je eigen mening niet delen in een gesprek?
• Wat zou je kunnen doen als je iets hoort waarmee je het totaal niet eens bent?
• Hoe sluit je een interview af?

Oefening 2
Wat gaat hier mis?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is informatie? 
Eerst (weer) een vraag!

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld antwoord (staat ook op de volgende slide om te bespreken):

Informatie is bijvoorbeeld: feiten, meningen en ervaringen van mensen die iets te maken hebben met de oorzaken en gevolgen van maatschappelijke problemen. Maar het kunnen ook observaties, gevoelens en maatschappelijke trends zijn.

Informatie is:

Feiten, meningen en ervaringen van mensen die iets te maken hebben met de oorzaken en gevolgen van maatschappelijke problemen. Maar het kunnen ook observaties, gevoelens en maatschappelijke trends zijn.
Bijvoorbeeld:

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk om te weten! Maar meningen en gevoelens kunnen ons ook iets vertellen over hoe een maatschappelijk probleem wordt ervaren.

Er kunnen verschillende meningen zijn over hoe een probleem in elkaar zit en hoe het kan worden opgelost. Verschillende perspectieven hierover verzamelen kan helpen bij het maken van beslissingen. Daar heb je ook feitenkennis naast nodig.
Feitelijkheid - Is dit de waarheid?

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeldvragen die leerlingen kunnen aanhalen zijn: “Is dit echt waar? Kan ik het controleren? Is het meetbaar, waarneembaar en onderzocht?”
Is het antwoord dat je kreeg iets wat geldt voor iedereen, een groep mensen of alleen voor die persoon? 

Het verhaal van een individu kan een mooie illustratie zijn van iets waarover je al feitelijke kennis hebt opgedaan, maar je mag er geen uitspraken mee doen over een hele groep.
Representativiteit -
Geldt dit voor iedereen of één iemand?

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeldvragen die leerlingen kunnen aanhalen zijn: “Spreekt deze persoon voor meer mensen of alleen zichzelf? Kan ik conclusies trekken over een grotere groep? Zijn er andere meningen of ideeën over?”
Om te beoordelen of iets betrouwbaar is, moet je eerst weten welke vraag je ermee wilt beantwoorden. 

Wil je iets weten over verschillende meningen van mensen? Dan kan je vaak alles gebruiken. 

Doen mensen ook uitspraken die klinken als feiten? Dan moet je het controleren.
Betrouwbaarheid -
Kan of moet ik deze bron geloven?

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeldvragen die leerlingen kunnen aanhalen zijn: “Kan ik deze bron geloven? Heeft deze persoon er verstand van? Heeft de bron nog andere belangen?”
Tijdens het interviewen moet je scherp blijven op wat je hoort. 

Maak notities of neem (met toestemming) een audio opname op.

Na het interview kun je feiten en meningen controleren. Ook kun je dan checken of dit echte feiten zijn, of meningen verpakt als feiten. 

Wanneer en waarom check je dit?

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer check je feitelijkheid, representativiteit en betrouwbaarheid?

Tijdens het interview: door middel van verdiepende vervolg vragen.

Naderhand: door de opgehaalde informatie te beoordelen op basis van feitelijkheid, representativieit en betrouwbaarheid & door vervolgonderzoek te doen naar onduidelijkheden of twijfels.

Waarom zou je dit checken?

Heel veel bronnen zijn nuttig, maar ze zijn niet altijd feitelijk of betrouwbaar, en vaak niet representatief. Soms geeft dat niet. Bijvoorbeeld als je wilt weten hoe verschillende mensen iets voelen of ergens over denken. Dan mag er verschil zijn.

Aan de slag!
Pak het werkblad "Wie vraag je wat?" erbij. 

Vul bij deze vragen in wie je het best kunt interviewen om antwoord te krijgen op deze vraag.


Slide 21 - Tekstslide

De vragen en bijpassende antwoorden staan hieronder geformuleerd, maar een leerling kan met een andere onderbouwing ook tot andere legitieme antwoorden komen. Bespreek de antwoorden klassikaal met leerlingen.

- Je wilt weten wat de gevolgen zijn van armoede voor de keuzes die mensen maken in hun dagelijks leven. Wie vraag je dat? Waarom?
(benadeelde en misschien betrokkene en expert)

- Je wilt weten hoeveel mensen er leven in armoede. Wie vraag je dat? Waarom?
(expert, misschien betrokkene en benadeelde)

- Je wilt weten welke effecten het huidige armoedebeleid heeft op mensen met een inkomen onder de armoedegrens. Wie vraag je dat? Waarom?
(benadeelde, expert, betrokkenen)

- Je wilt weten hoe je mensen die onder de armoedegrens leven zou kunnen helpen. Wie vraag je dat? Waarom?
(benadeelde, betrokkenen, expert).

Nabespreken 
Bekijk het werkblad "Wie vraag je wat?" 

Wat valt jullie op? 


Slide 22 - Tekstslide

De vragen en bijpassende antwoorden staan hieronder geformuleerd, maar een leerling kan met een andere onderbouwing ook tot andere legitieme antwoorden komen. Bespreek de antwoorden klassikaal met leerlingen.

- Je wilt weten wat de gevolgen zijn van armoede voor de keuzes die mensen maken in hun dagelijks leven. Wie vraag je dat? Waarom?
(benadeelde en misschien betrokkene en expert)

- Je wilt weten hoeveel mensen er leven in armoede. Wie vraag je dat? Waarom?
(expert, misschien betrokkene en benadeelde)

- Je wilt weten welke effecten het huidige armoedebeleid heeft op mensen met een inkomen onder de armoedegrens. Wie vraag je dat? Waarom?
(benadeelde, expert, betrokkenen)

- Je wilt weten hoe je mensen die onder de armoedegrens leven zou kunnen helpen. Wie vraag je dat? Waarom?
(benadeelde, betrokkenen, expert).

Aan de slag!
Pak het werkblad "Wat gaat hier mis?" erbij. 

Vul in of de conclusie die tussen aanhalingstekens staat wel of niet klopt. 

Vul ook in waarom wel of niet! 


Slide 23 - Tekstslide

Vraag leerlingen nu om het werkblad “Wat gaat hier mis” erbij te pakken. Op dit werkblad staan een aantal voorbeeld casussen met daarbij een antwoord van een leerling. Vraag aan jouw leerlingen om te noteren wat er mis is met de voorbeeldconclusie van de andere leerlingen.

- Een klasgenoot geeft in een interview aan dat hij in een veilige buurt woont en dat hij nooit bang is op straat.
De leerlingen schrijven op basis hiervan: Mensen in tuinwijk wonen in een veilige buurt

- De buurvrouw zegt dat mensen die in armoede leven in de wijk is verdubbeld sinds vorig jaar en dat er veel werkloosheid is.
De leerling schrijft: door de grote werkloosheid is de armoede in de wijk verdubbeld.

- Een deskundige zegt dat er zijn aanwijzingen dat sociaal isolement onder ouderen toeneemt, vooral in stedelijke gebieden.
Leerlingen schrijven in hun Stadslab probleemstelling: “Alle ouderen in steden zijn eenzaam.”

- Een buurtbewoner zegt dat de gemeente niet transparant is de plannen voor een nieuw AZC in de wijk en nog niet heeft gereageerd op vragen uit de buurt.
In het verslag van de leerling staat: “Zoals veel mensen, is ook deze bewoner tegen de komst van vluchtelingen.”

- Een gemeenteraadslid zegt dat de laatste jaren het aantal jongeren met psychische klachten in onze stad gestegen. Zij beschrijft daarnaast een toename in smartphone gebruik en noemt de geïsoleerde corona periode als een grote uitdaging voor jongeren.
In het verslag over oorzaken van maatschappelijke probleem: Door smartphones en corona zijn er meer jongeren met psychische klachten volgens de gemeente.

Nabespreken
Bekijk het werkblad "Wat gaat hier mis?"  

Wat valt je op? 

Waar ga je op letten tijdens het interviewen?


Slide 24 - Tekstslide

Vraag leerlingen nu om het werkblad “Wat gaat hier mis” erbij te pakken. Op dit werkblad staan een aantal voorbeeld casussen met daarbij een antwoord van een leerling. Vraag aan jouw leerlingen om te noteren wat er mis is met de voorbeeldconclusie van de andere leerlingen.

- Een klasgenoot geeft in een interview aan dat hij in een veilige buurt woont en dat hij nooit bang is op straat.
De leerlingen schrijven op basis hiervan: Mensen in tuinwijk wonen in een veilige buurt

- De buurvrouw zegt dat mensen die in armoede leven in de wijk is verdubbeld sinds vorig jaar en dat er veel werkloosheid is.
De leerling schrijft: door de grote werkloosheid is de armoede in de wijk verdubbeld.

- Een deskundige zegt dat er zijn aanwijzingen dat sociaal isolement onder ouderen toeneemt, vooral in stedelijke gebieden.
Leerlingen schrijven in hun Stadslab probleemstelling: “Alle ouderen in steden zijn eenzaam.”

- Een buurtbewoner zegt dat de gemeente niet transparant is de plannen voor een nieuw AZC in de wijk en nog niet heeft gereageerd op vragen uit de buurt.
In het verslag van de leerling staat: “Zoals veel mensen, is ook deze bewoner tegen de komst van vluchtelingen.”

- Een gemeenteraadslid zegt dat de laatste jaren het aantal jongeren met psychische klachten in onze stad gestegen. Zij beschrijft daarnaast een toename in smartphone gebruik en noemt de geïsoleerde corona periode als een grote uitdaging voor jongeren.
In het verslag over oorzaken van maatschappelijke probleem: Door smartphones en corona zijn er meer jongeren met psychische klachten volgens de gemeente.

Afronden van de les
- “Wanneer weet je of iets een feit of een mening is?”

- “Wat verwacht je te horen in een gesprek met iemand die hier zelf mee te maken heeft gebaseerd op jouw vragen?”

- “Welke voorkennis zou je willen hebben over jouw onderwerp zodat je geinformeerd vervolgvragen kan stellen of verder onderzoek kan doen na een interview?”

Slide 25 - Tekstslide

Bespreek deze vragen met leerlingen gebaseerd op de inhoud van deze les. 


'DOOR STADSLAB WEET IK WAAR IK HEEN WIL'

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies