2020 periode 4 - woordenschat

Woordenschat
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

- ik kan de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een synoniem


- Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de zin of tekst halen

Slide 2 - Tekstslide

1. Wat is een synoniem?
A
Hetzelfde woord meteen andere betekenis..
B
Een ander woord met dezelfde betekenis.

Slide 3 - Quizvraag

Rechtbank Den Haag:
 avondklok moet per direct worden opgeheven

Slide 4 - Tekstslide

2. Wat is een synoniem voor
DOMINEREN?
A
nadoen
B
kwaadspreken
C
overheersen
D
nadelig

Slide 5 - Quizvraag

3. Wat is een synoniem voor
NAUWGEZET?
A
gezellig
B
precies
C
voordelig
D
eerlijk

Slide 6 - Quizvraag

4. Wat is een synoniem voor
OPRECHT?
A
gezellig
B
rechtop
C
bijzonder
D
eerlijk

Slide 7 - Quizvraag

5. Uitdrukkingen hebben een ........ betekenis.
A
figuurlijke
B
letterlijke

Slide 8 - Quizvraag

Strategie 
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies
Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- lees in de andere (volgende) alinea

Ken of herken vaststaande uitdrukkingen!

Slide 9 - Tekstslide

De vakantie is in kannen en ....
A
pannen
B
vazen
C
kruiken
D
potten

Slide 10 - Quizvraag

Die opmerking van jou raakt kant noch ............
A
verstand
B
land
C
wal
D
schip

Slide 11 - Quizvraag

Ik ken dat boek van haver tot ...
A
graan
B
gort
C
haver
D
tarwe

Slide 12 - Quizvraag

In het paleis was het allemaal pracht en ................
A
macht
B
goud
C
praal
D
zilver

Slide 13 - Quizvraag

Hij groeide op voor galg en ...
A
rad
B
molen
C
wagen
D
wiel

Slide 14 - Quizvraag

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

schrijver - auteur

Slide 15 - Tekstslide

De context gebruiken
  • De 'context' zijn de woorden of zinnen rondom het nieuwe
    woord.


  • De context helpt je te raden wat het woord betekent.


  • Soms staat er verderop in de tekst een synoniem (een ander woord dat bijna hetzelfde betekent)

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld gebruiken context



'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'




Slide 17 - Tekstslide

Uitleg voorbeeld
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de eerste zin begrijp je dat je
bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de tweede zin staat een synoniem
voor opticien: brillenwinkel

Slide 18 - Tekstslide

weerzin

relatie
verdediging
genegenheid
observeren
waarnemen
afkeer

defensie
sympathie
band

Slide 19 - Sleepvraag

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 20 - Quizvraag

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 21 - Quizvraag

Synoniem voor:
Mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen

Slide 22 - Quizvraag

Synoniem voor:
detail
A
groot onderdeel
B
gedeelte
C
klein onderdeel
D
precies werk

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een synoniem van ontvreemden?
A
stelen
B
onbekenden
C
dieven
D
ontdekken

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een synoniem van berouw?
A
durf
B
beraad
C
spijt
D
brouwen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een synoniem van alert?
A
attent
B
aardig
C
oplettend
D
werkelijkheid

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een synoniem van lokaal?
A
plaatselijk
B
regionaal
C
landelijk
D
provinciaal

Slide 27 - Quizvraag

Dus: wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 28 - Quizvraag