Politiek leren voor het examen 2025

Politiek leren voor het examen 2025
1 / 162
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 162 slides, met tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 300 min

Onderdelen in deze les

Politiek leren voor het examen 2025

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De maatschappij en de politiek


H1.1: Wat is politiek?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
- Ik kan vertellen wat politiek is.
- Ik kan uitleggen wat politici, ambtenaren en de overheid is.
- Ik kan de bestuurlijke niveau's van Nederland noemen.
- Ik kan de begrippen: verzorgingsstaat, collectieve welzijnsvoorzieningen en sociale zekerheid uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat is politiek?
Politiek = het maken van regels en het nemen van besluiten om een land te besturen.

Politici  vertegenwoordigen de bevolking en nemen politieke besluiten.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ambtenaren: 
Mensen in dienst van de overheid.
Ze bereiden plannen voor of voeren plannen uit.

(leraren, agenten, milieucontroleurs, voorbereiders op het ministerie).
Overheid
Alle politici en ambtenaren samen.
Maken overheidsbeleid:
Het geheel van wettelijke regels en afspraken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke niveaus
1. Het land (nationaal bestuur)
2. Provincie
3. Gemeente (lokaal bestuur)
(4. En de de EU)
Politici zijn onze volksvertegenwoordigers en houden zich bezig met het algemene belang.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland (landelijk) + provincies (provinciaal)
Provincies + gemeente (lokaal)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wij  hebben invloed
We kiezen 
Volksvertegenwoordigers
bijvoorbeeld in de 
Tweede Kamer
of de Gemeenteraad.

Zij hebben politieke macht

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzorgingsstaat
De overheid zorgt voor een aantal zaken die van algemeen belang geacht worden: 
Voorbeelden hiervan zijn: 
- het garanderen van openbare orde en veiligheid,
- zorgen voor verkeer- en waterwegen
- zorgen voor gezondheidszorg, onderwijs.

Daarnaast is de overheid verantwoordelijk voor een minimumniveau van bestaanszekerheid van alle burgers, dit noemen we een verzorgingsstaat.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verzorgingsstaat
In een verzorgingsstaat dient de overheid zorg te dragen voor:

Bescherming tegen verlies van inkomen; vanwege verlies aan werk, door ziekte en
ouderdom, met name door middel van het stelsel van sociale zekerheid
Collectieve welzijnsvoorzieningen waaronder gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting
Rechtvaardige inkomensverdeling
Bevordering van voldoende werkgelegenheid

Dit is vastgelegd in de grondwet.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politiek KGT 1.2
                                      Maatschappelijke problemen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
- Ik kan een voorbeeld geven van een algemeen belang.
- Ik kan uitleggen wat de rol is van de politiek bij maatschappelijke problemen.
- Ik kan de kenmerken van een maatschappelijk probleem noemen en herkennen.
- Ik kan de volgende begrippen uitleggen en voorbeelden van geven: Waarden, normen, belangen, belangentegenstelling, macht, machtsmiddelen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemeen belang
De politiek houdt zich bezig met zaken die voor veel mensen belangrijk zijn. 
Dit noemen we zaken die van algemeen belang zijn.

Denk bijvoorbeeld aan:
  • Onderwijs
  • Veiligheid
  • Zorg
  • Woningbouw
  • Wegen
  • Etc.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.2 De rol van de politiek bij maatschappelijke problemen

Kenmerken van maatschappelijke problemen:

1. Iets waar veel mensen last van hebben.
2. Waar veel verschillende meningen over zijn. (oorzaken en/of oplossingen)
3. Veel aandacht in de media.
4. Het moet door gezamenlijke actie of de overheid worden opgelost/aangepakt: Het is dus een politiek probleem!





Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maatschappelijk vraagstuk

Politieke agenda:
Hierop staan onderwerpen waarover politici voortdurend met elkaar praten.

Bij politieke besluiten staan politici vaak voor een dilemma:
Een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben.



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maatschappelijk vraagstuk
Waarden & normen
Belangen
Macht
Spelen een grote rol bij maatschappelijke problemen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarden en normen
Waarden


Bij waarden horen altijd bepaalde normen:


Welke waarden en normen horen bij het insta filmpje?

De principes of uitgangspunten die je belangrijk
vindt in het leven.

 dat zijn regels
die bepalen hoe jij en anderen zich moeten gedragen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

belangen
Belang:


Belangentegenstelling:


Bedenk een voorbeeld bij 'werk'


Het voordeel dat je ergens van hebt.
Het belang van de één botst met het belang van de ander.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Macht:
Macht is de mogelijkheid om het gedrag van anderen
te beïnvloeden.

Daarbij maak je gebruik van machtsmiddelen:
middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.
Zoals: geld, beroep, kennis en aantal.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politiek
Hoofdstuk 2
Rechtsstaat en dictatuur

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

- Ik kan de kenmerken van een rechtsstaat benoemen en uitleggen
- Een aantal belangrijke grondrechten noemen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Wat is een rechtsstaat?
Een land waar de rechten en plichten van burgers én de overheid zijn vastgelegd in de wet. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken:
  • Er is sprake van een machtenscheiding (trias politica)

  •  De rechtelijke macht is onpartijdig en onafhankelijk

  • De burgers hebben grondrechten

  • Het handelen van een overheid moet altijd gebaseerd zijn op een wet:
        het legaliteitsbeginsel.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de grondrechten
Artikel 1: Gelijkheidsbeginsel
Artikel 4: Kiesrecht, iedereen mag stemmen
Artikel 5: Petitierecht
Artikel 6: Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting; waaronder vrijheid van drukpers.
Artikel 8: Vrijheid van vereniging
Artikel 9: Vrijheid van vergadering en betoging
Artikel 17: Vrije toegang tot de rechter
Artikel 23: Onderwijs, waaronder vrijheid van onderwijs
Artikel 42: Onschendbaarheid van de koning en ministeriële verantwoordelijkheid
Artikel 50: Er is een volksvertegenwoordiging
Artikel 53: Geheime stemming
Artikel 114: De doodstraf kan niet worden opgelegd.

Slide 25 - Tekstslide

Belangrijkste rechten voor burgers die in onze samenleving gelden 
2.2: Wat is een parlementaire democratie?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken Parlementaire democratie:
  • Er  zijn vrije en geheime verkiezingen en algemeen kiesrecht
  • Burgers hebben actief en passief kiesrecht en mogen ook op andere manieren invloed uitoefenen op de politiek.
  • De politieke macht ligt bij het parlement (het volk)
  • De meerderheid beslist (maar houdt rekening met de minderheid)
  • De macht en bevoegdheden van de bestuurders is vastgelegd (in o.a. de grondwet)
  • Deze principes gelden ook in de gemeente en provincie.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3: Wanneer is een land een dictatuur?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Checklist dictatuur:
 In een dictatuur heeft één persoon, een aantal personen of één partij de hoogste macht.

 In een dictatuur is er geen onafhankelijke rechterlijke macht en is er geen
onafhankelijke volksvertegenwoordiging die de macht controleert en het laatste woord heeft.

 Er zijn geen grondrechten en oppositie wordt niet toegestaan.


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

checklist dictatuur
 Als er verkiezingen in een dictatuur worden gehouden, dan worden die gehouden om
de hoogste macht opnieuw te erkennen. Er is van sprake van schijnverkiezingen. 

 Alleen de dictator bepaalt wie er toegang heeft tot de massamedia en wie er verkiezingscampagne mag houden.

 In een dictatuur is er geen sprake van vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Er
is sprake van censuur. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een DICTATUUR? 
Een land waar maar één man of een kleine groep mensen aan de macht is.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3: politieke partijen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen welke soorten kiesrecht er zijn en wat dit betekent.
-  Je weet het verschil tussen de kiesstelsels van evenredige vertegenwoordiging en het meerderheidsstelsel.
- Je kunt het fenomeen van zwevende kiezers, de invloed van peilingen en de rol van lijsttrekkers tijdens verkiezingen uitleggen.
- je weet de kenmerken en functies van politieke partijen.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief kiesrecht:
je hebt recht om te stemmen.
Passief kiesrecht
Je kunt je verkiesbaar stellen (stem op mij!)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je mag stemmen voor:


Het Europees Parlement (2024)
De gemeenteraad (2026)
De Provinciale Staten (2027)
De Tweede kamer (2027)
Je mag stemmen:

- Als je Nederlander bent en 18 jaar of ouder.
- Als je 5 jaar in Nederland woont en een buitenlands paspoort hebt mag je voor de gemeenteraad stemmen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kiesstelsels
De manier waarop verkiezingen worden georganiseerd,
heet het kiesstelsel.




In Nederland is dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
het totale aantal uitgebrachte stemmen wordt gedeeld door het aantal zetels.

- Hierdoor veel partijen
- Partijen moeten samenwerken




Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerderheidsstelsel:

de winnaar krijgt alle zetels.
- Partij moet in een gebied de meerderheid halen.
- Vaak maar 2/3 partijen die tegen elkaar strijden.
- Wie de meeste gebieden heeft krijgt alle zetels.
- 1 partij heeft dan de meerderheid in het parlement.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke partijen: (1)
Kenmerken:
 Politieke partijen zijn verenigingen die zich bezighouden met het inrichten van de samenleving als geheel.
 Politieke partijen doen mee aan verkiezingen.
 Politieke partijen proberen politieke macht te verwerven om hun doelen te realiseren.

Een lijsttrekker is de belangrijkste persoon van een politieke partij in verkiezingstijd.


Peilingen:
de voorspellingen van de verkiezingsuitslag op dat moment.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen politieke partijen?(2)
Functies van politieke partijen:
 Ze maken een verkiezingsprogramma’s om hun ideeën onder de aandacht van burgers te brengen.
 Ze wegen verschillende belangen tegen elkaar af.

Ze hebben meer invloed als ze in de coalitie zitten (regeerakkoord geschreven).

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke partijen:
Elke politieke partij heeft een verkiezingsprogramma:
De plannen en ideeën van een politieke partij.
Deze staan kort op blz 34/35 van je boek.

Sommige mensen weten niet op wie ze moeten gaan stemmen.
Dit noem je zwevende kiezers.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Politiek
3.2 Indeling politieke partijen

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechts, links of midden
Filmpje

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Politieke partijen indelen 

  • Progressief en conservatief
  • Rechts, links en midden
  • Per stroming, bijvoorbeeld liberaal of confessioneel

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Links
- Mensen zijn niet gelijk maar wel gelijkwaardig.
- Actieve overheid
- Kleine verschillen tussen arm en rijk.
- Zwakkeren helpen
- gaat om collectieve belang

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechts
- Passieve overheid
- Eigen verantwoordelijkheid
- Economische vrijheid voor bedrijven
- Gaat om individuele belang

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Midden
Zit er tussenin.
Elkaar helpen.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Progressief
(voor verandering, persoonlijke vrijheid)
Conservatief
(voor traditie, houden hoe het is/was)

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.1: liberalisme en sociaal-democratie

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liberale stroming:
Individuele vrijheid, individuele rechten en eigen verantwoordelijkheid
Vrijheid op economische gebied. Particulier initiatief; de vrijheid om te ondernemen, ruimte voor de vrije markt, en dus beperkte overheidsinvloed
 Nadruk op de kerntaken van de overheid: bescherming van de rechtsstaat,
handhaving van openbare orde en defensie. (passieve overheid)

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaaldemocratische stroming:
 Streven naar meer sociaaleconomische gelijkheid; verkleinen van verschillen in inkomen, welvaart, en macht
 Relatief grote rol van de overheid om nadelen van de vrijemarkteconomie te verminderen, om ongelijkheid te verkleinen en om gemeenschaps-goederen zoals onderwijs, sociale voorzieningen e.d. te scheppen
Internationale solidariteit
Opkomen voor de zwakkeren in de samenleving

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Christendemocratische stroming:
Bijbelse waarden als naastenliefde en gemeenschapszin, christelijke geloof als inspiratiebron
 Harmonie en samenwerking tussen diverse groepen binnen de samenleving
Faciliterende rol van de overheid in die samenwerking: de overheid verricht vooral taken die niet door andere groepen in de samenleving kunnen worden vervuld
Rentmeesterschap
Gespreide verantwoordelijkheid

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.2: overige stromingen

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nationalisme 
  • vaderlandsliefde; het gaat om de oorspronkelijke bewoners
  • streven naar onafhankelijkheid en zelfbestuur; geen EU
  • tegen immigratie en globalisering
  • Is vaak wat populistisch

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ecologische stroming
  • natuur en milieu moeten worden beschermd, geen verdere aantasting.
  • duurzaamheid belangrijker dan economische groei bijvoorbeeld minder vlees eten en plastic gebruiken 
  • We moeten milieuvriendelijk produceren en consumeren.

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

extremisme (GT)
  • verspreiden haat- of angstgevoelens
  • willen ingrijpende ondemocratische veranderingen in de samenleving
  • Zijn bereid geweld te gebruiken of te dreigen met het gebruik van geweld




Zijn er extremistische partijen in Nederland?


Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

populisme (GT) 
Geen stroming maar meer een stijl van politiek. 
Populistische politici zetten zich af tegen ‘elite’ die volgens hun zeggen niet opkomt voor
de belangen van ‘gewone mensen’. Zij gaan ervan uit dat zij zelf wel spreken namens het volk.
• Keren zich af van de gevestigde partijen en/of bestuurlijke elite
• Zeggen te luisteren naar de wil van het volk
• Leggen sterk de nadruk op (charismatisch) leiderschap
• Doen vaak een beroep op vaderlandsliefde

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.1 Hoe wordt een kabinet gevormd?

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel:
- je kunt uitleggen hoe de kabinetsformatie gaat.
- Je kunt uitleggen wat belangrijk is bij het vormen van een kabinet
- Je kunt uitleggen welke machtsmiddelen het kabinet heeft.

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kabinet
Alle ministers en hun staatssecretarissen samen

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regering
Alleen ministers samen met de koning

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stemmen
Op de dag van de verkiezingen mag iedere Nederlander van 18+ stemmen. Dezelfde nacht wordt al duidelijk hoeveel zetels de politieke partijen krijgen.

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Onderzoek 
De Tweede Kamer benoemt een verkenner. Dat is een persoon met enige afstand tot de dagelijkse politiek die gaat onderzoeken welke coalities er gevormd kunnen worden.

Voor een coalitie is het volgende nodig: 
1. Partijen moeten samen 76 of meer zetels hebben. 
2. Ze moeten kunnen samenwerken 

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. De informatie 
Daarna wordt een informateur (of meerdere) aangewezen die de onderhandelingen van een specifieke coalitie begeleidt. 

Ze stellen een regeerakkoord op. Daarin staan de plannen voor de komende jaren. 
informateur Tjeenk Willink met de kamervoorzitter (april 2021)
uitleg

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. De formatie 
De Tweede Kamer benoemt de formateur. Meestal is dat de leider van de grootste partij in het nieuwe kabinet. 
Hij/zij overlegt met de coalitiepartijen over de verdeling van ministeries en staatssecretarissen. 

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Beëdiging 
Het nieuwe kabinet wordt door de Koning beëdigd. 
Bordesfoto: Koning + ministers


Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

machtsmiddelen (GT) 
Het kabinet heeft een aantal machtsmiddelen: 
  • regeringspartijen hebben een meerderheid in het parlement 
  • ministers hebben hulp van veel deskundige ambtenaren 
  • afspraken zijn vooraf vastgelegd in een regeerakkoord 
  • kabinet kan dreigen met een kabinetscrisis
uitleg

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.2
Welke taken heeft de regering?
En welke rol speelt de koning daarbij?

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Ik kan uitleggen:
- Wat de kenmerken en taken van het kabinet zijn.
- Wat de verhouding is met het parlement (wie doet wat).
- Hoe het werkt in een monarchie en wat het verschil is met een republiek.

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken kabinet:
De woorden kabinet en regering worden vaak door elkaar gebruikt maar  verschillen wel:

  • De regering bestaat uit de koning en de ministers.
  • Het kabinet bestaat uit de ministers en staatssecretarissen.
  • De koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.
  • Ministers geven leiding aan een ministerie en de daar werkende ambtenaren. Zij dragen daarvoor politieke verantwoordelijkheid.

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taken van de regering:
Ze lossen de dagelijkse problemen op en hebben de dagelijkse leiding over het land.
- Ze maken wetsvoorstellen
- Zorgen dat wetten worden uitgevoerd.
- Stellen de jaarlijkse begroting op (prinsjesdag)

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhouding kabinet en parlement:
  • Wetsvoorstellen komen meestal van het kabinet en worden door de Tweede Kamer gewijzigd, verworpen of aangenomen. 
  • De ministers en staatssecretarissen kunnen ter verantwoording worden geroepen door het parlement. 
  • Het parlement heeft het laatste woord.
  • Een deel van de bevolking wil geen monarchie maar een republiek waar het staatshoofd, bijvoorbeeld de president, gekozen wordt door de burgers.

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 77 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Koning 
-De koning is staatshoofd door erfopvolging een lid van de regering. De bevoegdheden en de macht van de koning zijn beperkt door de Grondwet (constitutie)

- de ministers zijn verantwoordelijk voor het beleid en daarom zijn de ministers verantwoordelijk voor wat de koning zegt en doet in het openbaar (ministeriële verantwoordelijkheid).
De koning is onschendbaar.

- De koning als staatshoofd overlegt regelmatig met de minister-president en de ministers.
De inhoud van al deze gesprekken is geheim; dit wordt het Geheim van Noordeinde genoemd

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 formele taken koning
 - Handtekening zetten onder alle wetten

 - Het voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag

 - Beëdigen ministers

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

informele taken koning 
Samenbinden
hij is Koning voor iedereen. En dat maakt ons samen een groep

Vertegenwoordigen: relaties onderhouden met andere landen

Aanmoedigen:Bijvoorbeeld bij het WK

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Republiek

Staatshoofd wordt gekozen door volk
(Biden, in de VS)





Elke vier jaar een ander staatshoofd gekozen door volk.

(constitutionele) Monarchie
Staatshoofd wordt bepaald door erfopvolging 




Dit hebben we in Nederland. Koning Willem Alexander geeft het op zijn beurt weer door aan zijn dochter Amalia

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 82 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het parlement H6.1

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel 6.1
Je kunt uitleggen:

  • Welke 2 taken het parlement heeft.
  • Wie er in het parlement zitten en wat ze doen.
  • Wat een fractie en een fractievoorzitter is.
  • Wat de begrippen coalitie en oppositie betekenen.

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste Kamer
  • 75 zetels 
  • indirect gekozen 
  • volk --> provinciale staten --> Eerste Kamer 
Parlement: Eerste en Tweede Kamer 
Tweede Kamer
  • 150 zetels 
  • gekozen door het volk 
uitleg

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 86 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wie zitten er in de Tweede Kamer?

  • Fracties = een groep personen van een politieke partij die in de Tweede Kamer zit (leider = fractievoorzitter)

  • Regeringspartijen (coalitie) = deze partijen hebben samen een akkoord gesloten.

  • Oppositiepartijen = deze partijen zitten niet in de regering, wel in de Tweede Kamer

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 88 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2: Rechten van het parlement GT

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetgevende taken:
  • Stemrecht: stemmen voor/tegen wetsvoorstellen

  • Recht van initiatief
   (Kamerleden kunnen zelf met een wetsvoorstel komen i.p.v. de      minister)

  • Recht van amendement
(wetsvoorstellen aanpassen)

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controlerende rechten van de Eerste- en Tweede Kamer 

  • Recht om het kabinet vragen te stellen (mondeling of schriftelijk)

  • Recht van interpellatie
minister ter verantwoording roepen; 30 kamerleden moeten dit steunen en dan moet de minister dingen uit komen leggen. (debat)

  • Recht van onderzoek (parlementaire enquete)
    (tot op de bodem uitzoeken van een bepaalde zaak)

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controlerende rechten van de Eerste- en Tweede Kamer

  • Recht van budget 
     (goed- of afkeuren van de jaarlijkse begroting)

  • Recht om een motie in te dienen: Kamerleden geven hun mening over het beleid en verzoeken een minister te doen (wordt over gestemd). De motie wordt dan aangenomen of verworpen.

Als de Kamer de minister niet meer vertrouwd kan hij hem/haar vragen op te stappen: motie van wantrouwen.



Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de problemen zo groot worden kan zelf het hele kabinet aftreden: kabinetscrisis. 

Er komen dan nieuwe verkiezingen.


Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.1 Het besluitvormingsproces

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het besluitvormingsproces
Hoe komen de wetten en regels in Nederland tot stand?

Dit noem je het besluitvormingsproces.

Leerdoel:
De kandidaat kan de fasen in het proces van politieke besluitvorming noemen, herkennen, beschrijven en toepassen.

Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Agendavorming.
Het uiten van wensen die leven in de maatschappij, met als doel die op de politieke
agenda te krijgen.
Burgers, organisaties, pressie- en belangengroepen proberen hun wensen en verlangens
op de politieke agenda te krijgen. Het succes van hun pogingen hangt onder meer af van
het kunnen mobiliseren van de publieke opinie.





Fase 1 is afgerond als de wensen en verlangens op de politieke agenda staan.

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Beleidsvoorbereiding: oplossingen bedenken.
  • De fase van beleidsvoorbereiding
  • Er worden wetsvoorstellen bedacht (ministers, wethouders,ambtenaren)  
  • Ambtenaren hebben veel macht

Pressiegroepen proberen invloed uit te oefenen. 
Dagelijks bestuur en volksvertegenwoordigers bepalen hun standpunten
over het (mogelijk nieuwe) beleid.
Fase 2 is afgerond vlak voordat de besluitvorming plaatsvindt.

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Besluitvorming
Het beslissen over de problemen.
Eerst neemt het dagelijks bestuur een voorlopige beslissing.
Vervolgens besluit de volksvertegenwoordiging over het (wel of niet) aannemen van de nieuwe wet.





Fase 3 is afgerond als de volksvertegenwoordiging de uiteindelijke beslissing heeft
genomen.

Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Uitvoeren van het besluit
ambtenaren moeten zorgen dat de nieuwe wet wordt uitgevoerd (onder verantwoordelijkheid van de minister/gedeputeerde/wethouder.
Tijdens de uitvoer kan blijken dat de nieuwe wet moeilijk (of niet) uitvoerbaar is.



Fase 4 is afgerond als het besluit is uitgevoerd.

Slide 106 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkoppeling
Is het probleem opgelost?
Zijn er nieuwe problemen ontstaan?
Is iedereen blij met hoe het probleem is opgelost?
Beleidsvorming is een doorgaand proces waarin een aangenomen wet geen definitief einde is. 
Vaak moet er weer wat worden aangepast. Dit wordt ‘terugkoppeling’ genoemd. 
De politieke besluitvorming kan dan weer opnieuw beginnen..(fase 1)

Slide 107 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.2 Invloed van pressiegroepen en de media

Politiek

Slide 109 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Ik kan de 2 kenmerken van een pressiegroep noemen en voorbeelden noemen van pressiegroepen.
- Ik kan uitleggen hoe pressiegroepen invloed kunnen uitoefenen.
- Ik kan de machtsmiddelen die pressiegroepen hebben herkennen en opnoemen.

Slide 110 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pressiegroep 
Groepen die bepaalde belangen nastreven en/of die opkomen voor de belangen van een bepaalde groep

Pressiegroepen proberen druk uit te oefenen op de politiek om die belangen voor elkaar te krijgen.

Slide 111 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kunnen ze doen? (pressiegroepen)
Pressiegroepen proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming door:
 Te Lobbyen
 Een verzoek  in te dienen om een referendum te houden in de gemeente
 Te overleggen in adviesorganen

Slide 112 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kunnen ze doen? (pressiegroepen en jij zelf)
 Allerlei vormen van openlijke actie
 Oprichten van politieke partijen
 Inschakelen van politieke partijen en/of contact opnemen met politici
 Indienen van klacht of bezwaarschrift bij de volksvertegenwoordiging of het dagelijks
bestuur
 De openbaarheid zoeken door het inschakelen van media
 Bij onenigheid met de overheid de rechter inschakelen
Petitie indienen
Burgerinitiatief indienen
 Klachten over het gedrag van bestuursorganen, van ambtenaren van de rijksoverheid
en van de politie deponeren bij de Nationale ombudsman
 Gebruik maken van officiële inspraakmogelijkheden tijdens het besluitvormingsproces
 Verzoek indienen om een referendum te houden in de gemeente

Slide 113 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heb je meer macht? 
  • Kennis
  • Grootte van de groep
  • Geld
  • Formele / wettelijke mogelijkheden
  • Toegang tot media en politici
  • Aansprekende leider
  • Zitting hebben in een bestuur of adviesorgaan



Slide 114 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Media
Wie de publieke opinie wil mobiliseren kan het beste gebruik maken van de massamedia, zoals radio, tv en internet. 
De media spelen op allerlei manieren een rol in de politieke besluitvorming.
Er zijn 3 functies van de media belangrijk voor het functioneren van de democratie:

Agendafunctie
Informatieve functie
Controle- of waakhondfunctie

Slide 115 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrije media is heel belangrijk voor een democratie. 
De media heeft een aantal functies:
 Informatiefunctie: via media worden burgers geïnformeerd over overheidsbeleid over zaken die zich afspelen in de politiek en de maatschappij. Dat is belangrijk, omdat burgers op basis daarvan hun mening kunnen vormen.
 Controle- of waakhondfunctie: media zelf stellen misstanden aan de kaak en controleren politici door te checken wat ze doen.  Ze worden daarom ook wel de waakhond van de democratie genoemd.
 Agendafunctie: Iedereen kan via de media proberen dingen politieke agenda te zetten door het zo onder de aandacht te brengen.

Slide 116 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BKGT: de provincie

Slide 117 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursniveaus
Nederland wordt op 3 niveaus bestuurd:

Het bestuur van het land
Het bestuur van de provincie
Het bestuur van de gemeente

Slide 118 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H8: De provincie
Waar beslist de provincie over? (4 min)


Slide 119 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuur van de proincie:
De gekozen volksvertegenwoordiging: Provinciale Staten
Dagelijks bestuur: Het college van gedeputeerde Staten
Voorzitter: Commissaris van de Koning


De gedeputeerden worden na de verkiezingen benoemd door
de leden van de Provinciale Staten

Slide 120 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gedeputeerde staten

Slide 121 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

commissaris van de koning

Slide 122 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 De gemeente Politiek
- Wat zijn de taken van de gemeente?
- Hoe werkt het gemeentebestuur?

Slide 123 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 124 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemeente Leeuwarden
Gemeenteraad
Vergelijkbaar met de Tweede Kamer.

Burgermeester & wethouders (B&W)
Vergelijkbaar met de regering.

Slide 125 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 De gemeente
Taken van het gemeentebestuur:
  • Uitvoeren van landelijke wetten en maatregelen.
  • Het regelen van de lokale belastingen.
  • Basisregistratie Personen bijhouden.
  • Woningbouw.
  • Onderhoud en aanleg van wegen, fietsroutes, wandelpaden etc.

Slide 126 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 De gemeente
Taken van het gemeentebestuur:
  • Bekostigen van welzijns- en sportvoorzieningen.
  • Zorgen voor de openbare orde en veiligheid
  • Verordeningen en regels bepalen.
  • Bestemmingsplannen maken.
  • Verschaffen van paspoorten, bouwvergunningen, huwelijksakten,etc.

Slide 127 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 De gemeente
  • Het gemeentebestuur moet ervoor zorgen dat het openbare leven in een gemeente goed verloopt.

Het bestuur van jouw gemeente bestaat uit:
  • de gemeenteraad.
  • het college van burgemeester en wethouders                              (college van B en W)

Slide 128 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Waarom is de Europese Unie opgericht?
- Wat zijn de doelstellingen van de EU?
- Aan welke voorwaarden moeten landen voldoen om toe te mogen treden?

Slide 129 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 130 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom?
Samenwerking met andere landen is nodig:
- Vluchtelingenstromen
- Klimaatveranderingen
- terrorisme
- oorlog voorkomen

Slide 131 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland en Europa
De geschiedenis van Europa:

- Waarom en wanneer is de EU opgericht?
- Wat zijn de doelstellingen van de EU?

Slide 132 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 133 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De EU
Na WO2 zijn de landen gaan samenwerken om:
- Europa veiliger te gaan maken
(nooit meer oorlog)
- En welvarender te maken door economische samenwerking.
(rijker)

Dit is grotendeels gelukt!

Slide 134 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 135 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De EU
Nu 27 landen

Oorspronkelijke doel:
Europa veiliger en welvarender maken door economische samenwerking.

Nu 4 doelstellingen (volgende dia's uitgebreid)
- Zorgen voor vrede en veiligheid
- economische samenwerking
- Welzijn
-Het garanderen van Europese waarden

Slide 136 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrede en veiligheid


Zorgen dat het vrede blijft in Europa

Slide 137 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

economische samenwerking
- vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen
- Garanties voor eerlijke concurentie
- gemeenschappelijk landbouwbeleid; zodat er genoeg voedsel wordt verbouwd.

Slide 138 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welzijn
De EU wil zorgen dat het goed gaat met zijn burgers, dus willen zorgen voor levenskwaliteit:

- Milieu belangrijk.
- Bestrijden van sociale uitsluiting en discriminatie.
- gelijke rechten voor mannen en vrouwen.
- Bescherming van de rechten van het kind.

Slide 139 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese waarden
Vrijheid
Gelijkheid 
Veiligheid


Slide 140 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarden toetreding:
Een land wat lid wil worden moet:
- In Europa liggen
- Een rechtsstaat zijn.
- De mensenrechten garanderen.
- Een goed draaiende markteconomie hebben.

Alle bestaande lidstaten moeten instemmen met lidmaatschap.

Slide 141 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9.2

- Op welke beleidsterreinen werken de EU-landen samen?
- Welke Kritiek is er op de EU? Welke problemen zijn er?


Slide 142 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De EU maakt afspraken over:
Onderwerpen die moeilijk per land kunnen worden opgelost:

  • Buitenlands beleid; bijvoorbeeld: migratie (wie?/opvang/integratie)

  • Milieuwetgeving; bijvoorbeeld: verontreiniging van water, bodem en lucht voorkomen/ dieren beschermen/ wind- en zonne-energie bevorderen/emissie-eisen.

  • Justitie; bijvoorbeeld: misdaad- en terreurbestrijding.

  • Economische samenwerking; bijvoorbeeld: de Euro/ spelregels voor een goed functionerende markteconomie.

Slide 143 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GL
- Bescherming van de rechten van consumenten op Europees niveau; bijvoorbeeld:
garantietermijnen en rechten bij aankoop van producten.

- Garanderen van de voedselveiligheid; bijvoorbeeld: het E-nummer systeem voor
ingrediënten.

- Stimuleren van Europees burgerschap; bijvoorbeeld: recht op aan EU-burgerschap
verbonden rechten, zoals reizen, wonen, werken en studeren binnen de lidstaten van
EU

Slide 144 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritiek op Europese samenwerking
  • Bepaalde groepen en mensen vinden dat de EU te veel de zelfstandigheid van de afzonderlijke lidstaten beperkt.

  • Burgers vinden politieke besluitvorming op Europees niveau onvoldoende transparant; het is in ingewikkeld en er gaan teveel mensen over.

  • Lidstaten met veel inwoners in de EU hebben veel meer macht en invloed dan landen met weinig inwoners. Nederland heeft steeds minder macht.

Slide 145 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9.3 Het bestuur van de EU

Hoe wordt Europa bestuurd?

Slide 146 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bb/kb/gl
- Eens in de vijf jaar stemmen de  burgers van de verschillende EU-landen op het Europees parlement.






De Europese Commissie: doet wetsvoorstellen, heeft de uitvoerende taak en controleert of de lidstaten de Europese wetgeving juist toepassen.

Slide 147 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gl
In de Europese Raad: zitten de regeringsleiders van alle EU-lidstaten.
Zij bepalen de grote lijnen; welke kant het op moet met de EU.




 de Raad van de Europese Unie/ministers ( 27 ministers van 1 gebied) stemmen (samen met het EU parlement) over wetten.

Onder Europese wetgeving kunnen er besluiten en richtlijnen aangenomen worden:

Slide 148 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Wetten GL
Besluiten 
Richtlijnen
Een Europees besluit moet letterlijk worden overgenomen door een lidstaat
Europese richtlijnen zijn gericht op een doel. Lidstaten mogen zelf bepalen hoe ze dat doel halen

Slide 149 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.1


Knelpunten in de politiek

Slide 150 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les kan ik
  • uitleggen wat de knelpunten zijn in de Nederlandse democratie.

Slide 151 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De knelpunten (kort)
1. kloof tussen kiezers en politici
2. Politieke partijen moeten vaak compromissen sluiten
3. Geen vaste achterban
4. Versplintering; veel nieuwe kleine partijen
5. Waan van de dag

Welke herken je in het volgende filmpje:

Slide 152 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Er is een kloof tussen kiezers en politici

Slide 153 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

knelpunten in de politiek 
2. Partijen moeten compromissen sluiten.

compromissen: afspraken waarbij alle partijen een beetje toegeven. 

Een partij moet dan soms toegeven op een onderwerp dat  heel belangrijk voor haar is en wordt zo minder geloofwaardig.

Slide 154 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

knelpunten in de politiek 
2. compromissen sluiten is lastig in de coalitie. 
     nos

Slide 155 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

knelpunten:
3. geen vaste achterban: 
- minder mensen zijn lid van een politieke partij 
- er zijn meer zwevende kiezers

1982

Slide 156 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

knelpunten
4. De politiek is versplinterd: veel kleine partijen met weinig zetels (lastig voor de coalitievorming) 


Slide 157 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

knelpunten
5. politici zijn gevoelig voor 'de waan van de dag'
Ze willen het graag NU goed doen; denken te weinig aan de lange termijn






Slide 158 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.2: Verbeteringen
Hoe zorg je dat mensen zich weer meer betrokken voelen bij de politiek?

Kort:
- Referenda houden
- Kiesstelsel aanpassen

Slide 159 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe verklein je de kloof tussen politici en burgers? 
referendum:

Slide 160 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe verklein je de kloof tussen politici en burgers? 
Bij een referendum kan het volk stemmen of ze voor of tegen een wet zijn.  Je kan een referendum aanvragen in jouw gemeente


Voordelen
Nadelen
- Kiezers hebben direct invloed 
- het draagvlak voor een besluit wordt groter 

- een beslissing via een referendum kost veel tijd 
- sommige onderwerpen zijn te ingewikkeld 
- media heeft veel invloed en kan een eenzijdig beeld geven 
- er is geen tussenoplossing mogelijk alleen 'ja' of 'nee' 

Slide 161 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing voor minder compromissen/versplintering:
Meerderheidsstelsel
Meerderheidsstelsel: (i.p.v. evenredige vertegenwoordiging) winnaar van de verkiezingen krijgt alle zetels (net zoals in VS en GB).

Voordeel: er hoeven geen compromissen gesloten te worden 
Nadeel: grote groep mensen is niet vertegenwoordigd en voelt zich niet gehoord. 

Slide 162 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies