H3.4 Atoombouw

H 3.4 Atoombouw
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H 3.4 Atoombouw

Slide 1 - Tekstslide

Ideevorming van het atoom

Slide 2 - Tekstslide

Het atoom
Dalton

Een atoom is een massief balletje.

Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.

Slide 3 - Tekstslide

Rutherford
Atoommodel Rutherford:

Atomen hebben een kleine positieve kern met een negatieve wolk waar elektronen zich in bevinden.

Slide 4 - Tekstslide

Rutherford (1911)

Slide 5 - Tekstslide

Atoombouw
Een atoom bestaat uit:
  • elektronen     (..wolk) 
  • protonen        (kern)
  • neutronen     (kern)

Slide 6 - Tekstslide

Bouw van het atoom

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen.
De 1+ geladen protonen (p+) en de ongeladen neutronen (n) bevinden zich in de atoomkern.
De 1− geladen elektronen (e-)bevinden zich in een wolk rond de atoomkern.

Slide 9 - Tekstslide

Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen (zonder lading)
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 10 - Tekstslide

Isotopen
Meeste elementen hebben meerdere isotopen.
Isotopen zijn atomen met
                            hetzelfde aantal protonen in de kern,
                            maar een ander aantal neutronen.
Isotopen hebben dus
                            hetzelfde atoomnummer,
                            maar een andere massa.

Slide 11 - Tekstslide

Isotopen

Slide 12 - Tekstslide

Isotopen

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37








Slide 14 - Tekstslide

massagetal, atoomnummer en isotopen

Slide 15 - Tekstslide

Gemiddelde atoommassa (relatieve atoommassa)

Slide 16 - Tekstslide

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 18 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 19 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 20 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 21 - Quizvraag

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massagetal
B
In de kern, gelijk aan de massagetal
C
Rond de kern, gelijk aan(massagetal - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massagetal - atoomnummer)

Slide 22 - Quizvraag

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 23 - Quizvraag

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 24 - Quizvraag

Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 26 - Quizvraag

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk
Leren en maken H3.4

Slide 28 - Tekstslide