In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Elektrische energie
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat het vermogen van een apparaat is Rekenen met spanning, stroomsterkte en vermogen. Berekenen van energieverbruik van elektrische apparaten in kWh. Berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.
Slide 2 - Tekstslide
Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen.
Afkorting: P
De eenheid van vermogen is:
Watt (W)
Formule:
P = U x I
Slide 3 - Tekstslide
Vermogen berekenen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Op een lader van een telefoon staat 5 V en 2 A. Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?
Slide 6 - Open vraag
Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V Bereken het vermogen van dat lampje.
Slide 7 - Open vraag
Energiegebruik
Hoeveelheid energie dat wordt verbruikt hangt af van vermogen en hoe lang een apparaat aan staat.
Dit bereken je met de volgende formule:
E = P x t
Slide 8 - Tekstslide
Energiegebruik
E = energieverbruik in joule (J)
P = vermogen in watt (W)
t = tijd in seconde (s)
Slide 9 - Tekstslide
Een televisie met een vermogen van 30W staat 20 minuten aan. Bereken hoeveel joule energie de televisie gebruikt.
Slide 10 - Open vraag
Energiegebruik in huis
Thuis rekenen we met kilowattuur (kWh)
1 kWh = 3 600 000 J
Slide 11 - Tekstslide
De televisie in de vorige vraag verbruikte 36000 J. Hoeveel kWh verbruikt die televisie?
Slide 12 - Open vraag
Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 15 W. Hoeveel energie verbruikt de telefoon in kWh?