§7.3 Eten

'Paragraaf 7.3 Eten'
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

'Paragraaf 7.3 Eten'

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
Herhaling 7.2 en huiswerk
Nieuwe stof uitleg : 
 '7.3 eten'
Aan het werk
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling 7.2 Ademen
huiswerk was: 
-Lees blz. 33 en 35
-Maak opdrachten 16, 17, 19, 20, 22, 24, 25
-Kijk je werk na en verbeter

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waarom kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?

A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

je kunt beter ademhalen door je neus omdat
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je gewaarschuwd wordt voor gevaarlijke stoffen
C
de lucht vochtig gemaakt wordt
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk gas heeft het lichaam nodig voor de verbranding?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welk hormoon zorgt ervoor dat glycogeen langzaam weer wordt omgezet in glucose
A
insuline
B
adrenaline
C
glycogeen
D
glucagon

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij chronische bronchitis maar bij longemfyseem?
A
de slijmvliezen ontstoken zijn
B
iemand minder longblaasjes heeft
C
De slijmvliezen meer slijm produceren
D
Er kan minder lucht bij de longblaasjes komen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over ingeademde in vergelijking met uitgeademde lucht?
A
Het bevat meer koolstofdioxide en minder zuurstof
B
Het bevat minder koolstofdioxide en meer zuurstof
C
ligt eraan of je veel beweegt
D
kan je niet weten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 7 =  C
Opdracht 8 =  E

Slide 12 - Tekstslide

Onderdeel P heet het longblaasje
Leerdoelen
1. Je voedingsstoffen en functies benoemen.
2. Je kan uitleggen wanneer je gezond eet(met schijf van vijf).
3. Je kan beschrijven hoe tandbederf ontstaat.
4. Je kan beschrijven hoe verstopte bloedvaten kunnen ontstaan.
5. Je kan uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding en bij overmatige voeding. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Indicator = aantoonstof = joodoplossing (voor het aantonen van zetmeel)
Joodoplossing is van zichzelf geel. Op het moment dat het in aanraking komt met zetmeel dan kleurt het blauw/paars/zwart

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsmiddel en voedingsstoffen
Voedingsmiddel = alles dat je eet en drinkt.
Voedingsstoffen = de stoffen die in het voedingsmiddel zitten.
Voedingsvezels = vezels voor je darmen, zodat je kan poepen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedingsstoffen kennen we ?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 groepen voedingsstoffen:
Energierijke stoffen
koolhydraten (suiker - zetmeel) - vetten
Bouwstoffen
eiwitten - vetten - mineralen - water
Beschermende stoffen
vitaminen - mineralen


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie groepen voedingsstoffen
voedings-
stof
energierijke
stof/brandstof
bouwstoffen
beschermende  stoffen
koolhydraten
xxxxxxxx
vetten
xxxxxxxx
xxxxxxxx
eiwitten
xxxxxxxx
mineralen
xxxxxxxx
xxxxxxxxxx
vitaminen
xxxxxxxxxx
water
xxxxxxxx

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Wat zijn voedingsmiddelen?
A
Gezond leren eten
B
Middelen om voeding te maken
C
Alles wat we eten
D
Alles wat we eten en drinken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermende stoffen

suiker

zetmeel
vetten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
mineralen
water

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar zijn voedingsvezels belangrijk voor?
A
voor de smaak
B
voor het kauwen
C
voor de darmen - dat ze goed kunnen werken
D
voor het slikken

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer eet je gezond?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schijf van vijf

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ADH of referentie-inname

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopdracht rekenen aan een maaltijd
Gebruik bron 4 blz 41 
-Ik ontbijt met 76 gram Yoghurt en ½ banaan  
        (1 banaan weegt 70 gram) 
-Opdr.1: Hoeveel energie levert mijn ontbijt? 
-Opdr.2:Hoe lang kan ik hierop lopen?   
  (bron 18 blz.46 lopen kost 18kJ per minuut) 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord: rekenen aan een maaltijd
Opdr. 1
Yoghurt:  Tabel: 100 gram yoghurt=243 Kj  
Berekening:  243 : 100 = 2,42 kJ/g
ik eet 76 gram en dat levert: 76 x 2,42= 185 kJ levert de yoghurt  
Banaan:  ½ banaan  (1/2 x 70 gram)= 35 gram  Tabel: 100 gram =375 kJ  
Berekening: 375 : 100 = 3,75 kJ/g
35 x 3,75 = 131 kJ levert de banaan  
  Mijn ontbijt levert 185 + 131 = 316 kJ  
  

  
 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord: rekenen aan een maaltijd
Opdr. 2
lopen kost 18 kJ/min    
Ik heb 316 kJ binnen gekregen   
316kJ: 18kJ/min=17,5 minuten kan ik op dit ontbijt lopen  
  

  
 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu 
Lees blz 38, 39 en 41
Maak van paragraaf 7.3 de opdrachten: 4, 6, 7, 9, 10, 12 en 13

Klaar? Lees blz. 44, 46 en 47

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Paragraaf 7.3 Eten'

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
-7.3 afmaken
        Vragen bespreken?
        Uitleg leerdoel 3 en 4 en 5
        Afmaken opdrachten

-Start 7.4

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk was: 
Lees blz 20, 21 en 22
Maak van paragraaf 7.3 de opdrachten: 4, 6, 7, 9, 10, 12 en 13


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 3, 4 en 5
1. Je voedingsstoffen en functies benoemen.
2. Je kan uitleggen wanneer je gezond eet(met schijf van vijf).
3. Je kan beschrijven hoe tandbederf ontstaat.
4. Je kan beschrijven hoe verstopte bloedvaten kunnen ontstaan.
5. Je kan uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding en bij overmatige voeding. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suiker in drinken

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Te veel suiker
Eet je veel zoete voedingsmiddelen? Dan heb je sneller kans op tandbederf (cariës).

Bacteriën zetten de suikers om in een zuur.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Te veel suiker
Poets met een tandpasta waar fluor in zit.
Fluor maakt het tandglazuur sterker.
Je verwijderd ook tandplak (kleverig laagje van bacteriën en voedselresten).

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Te veel vet
Als je jarenlang veel vette producten eet, neemt het cholesterolgehalte in het bloed toe.

Cholesterol is een vetachtige stof.
Wanneer je veel vet binnen krijgt, hoopt cholesterol zich op in de bloedvaten.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cholesterol vernauwt bloedvaten

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

5. Je kan uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding en bij overmatige voeding. 
Hoeveel energie je nodig hebt, hangt van 4 dingen af :
????
????
????
????


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Je kan uitleggen hoe je een gezond gewicht kan behouden
Hoeveel energie je nodig hebt, hangt van 3 dingen af :
1. Leeftijd (ben je jong of oud)
2. Geslacht (ben je een jongen of meisje)
3. Activiteit (beweeg je veel of niet)
4. Omgevingstemperatuur (kou kost meer energie)

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overgewicht en ondergewicht

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu (en huiswerk )
Lees blz 44, 46 en 47
Maak van paragraaf 7.3 de opdrachten: 16, 17, 18, 19, 21, 23, 25
Check of je deze al af hebt: 4, 6, 7, 9, 10, 12 en 13

Klaar? Lees paragraaf 7.4
timer
10:00

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de onderdelen.
Kun je er ook een taak bij noemen?

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 = galblaas --> opslag gal
2 = galgang
3 = 12 - vingerige darm
4 = blinde darm
5 = wormvormig aanhangsel
6 = mondholte
7 = speekselklieren
8 = slokdarm
9 = lever --> produceren van gal, opslag glucose = suiker als glycogeen, schadelijke stoffen afbreken zoals medicijnen en alcohol, afbraak hemoglobine van rode bloedcellen
10 = maag --> opslag voedsel, maagsap (verterings-sap voor eiwitten)  en maagzuur (doodt bacteriën toegevoegd)
11 = maagportier
12 = alvleesklier --> produceert hormonen: insuline en glucagon
13 = dunne darm --> darmsap (verterings-sap voor eiwitten) , de plek waar voedingsstoffen in het bloed worden opgenomen. 
14 = dikke darm --> vocht wordt uit de poep gehaald. 
15 = endeldarm --> opslag voor poep
16 = anus

In alle darmen vinden peristaltische bewegingen plaats. (voorbeeldje van die panty en die mandarijn)

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies