Oefenen thema 6 waarneming en gedrag

Oefenen thema 6 waarneming en gedrag
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefenen thema 6 waarneming en gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Bij wie hebben de reukzintuigcellen de laagste prikkeldrempel voor geur?

A
Hond
B
Mens

Slide 2 - Quizvraag

Bij wie hebben de reukzintuigcellen de laagste prikkeldrempel voor geur?

A
Hond
B
Mens

Slide 3 - Quizvraag

Match de adequate prikkel met het juiste zintuig
druk
zwaarte-
kracht
smaak-
stof
licht
lichte 
aanraking
drukzintuig
gezichts-
zintuig
evenwichts-
zintuig
smaakzintuig
tastzintuig

Slide 4 - Sleepvraag

Zet in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
Prikkel
Receptor
Impuls
Hersenen
Impuls
Effector

Slide 5 - Sleepvraag

Een sterkere prikkel leidt tot
A
verhoging impulssterkte
B
verhoging impulsfrequentie
C
antwoord A en B beide

Slide 6 - Quizvraag

We kunnen harde en zachte geluiden van dezelfde toonhoogte van elkaar onderscheiden. Dit zou kunnen komen doordat
A
de geleidingssnelheid voor harde en zachte geluiden verschillend is
B
de impulsen van beide oren niet gelijktijdig de hersenen bereiken
C
de sterkte van de impulsen in de gehoorzenuwen kan variëren
D
de impulsfrequentie in de gehoorzenuwen kan variëren

Slide 7 - Quizvraag

Je springt in een zwembad met koud water. Na een tijdje voel je niet meer dat het koud is, hoe komt dit?
A
Dit komt door adaptatie, de impulsfrequentie neemt af
B
De prikkeldrempel wordt lager
C
De prikkeldrempel wordt hoger
D
A en C zijn beide juist

Slide 8 - Quizvraag

Is de prikkeldrempel bij gewenning hoger of lager geworden?
A
hoger
B
lager

Slide 9 - Quizvraag

Inwendig oog
  • Licht komt door de pupil
  • Door het glasachtig lichaam
  • Op het netvlies
  • Netvlies heeft zintuigcellen
  • Geven impulsen af naar oogzenuw


BiNaS 87C

Slide 10 - Tekstslide

Gele vlek en blinde vlek
Gele vlek:
Licht op het netvlies
Alleen maar kegeltjes
Scherp zien

Blinde vlek:
Op het netvlies
Geen staafjes en kegeltjes:
Oogzenuw gaat hier het oog uit
Je ziet hier niks mee

Slide 11 - Tekstslide

De lens van het oog kan van vorm veranderen (accomoderen).
Marieke kijkt naar een kaars in de verte, welke "vorm" hebben haar lensbandjes en haar lens?
A
Lensbandjes: strak lens: bol
B
Lensbandjes: strak Lens: plat
C
Lensbandjes: slap lens: plat
D
Lensbandjes: slap Lens: bol

Slide 12 - Quizvraag

Verziend en bijziend
Verziend: de oogbol is tekort.
Dichtbij onscherp, veraf scherp
+ brilglazen met bolle lenzen: 
buigen de lichtstralen naar elkaar toe.
Bijziend: de oogbol is te lang.
Dichtbij scherp, veraf onscherp
- brilglazen met holle lenzen: buigen de lichtstralen uitelkaar.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 15 - Sleepvraag

kringspier in het straallichaam
de lensbandjes zijn
de lens is
Je ziet iets van dichtbij
Je ziet iets veraf
Vul het schema over accommoderen in.
bol
aangespannen
samengetrokken
slap
plat
ontspannen

Slide 16 - Sleepvraag

Juist 
Onjuist
Straalvormig lichaam
In het straalvormig lichaam zitten spiertjes.
Vier leerlingen doen een uitspraak over die spiertjes. Bepaal of de uitspraak juist of onjuist is en sleep naar het bijbehorende vak:

Elle: "Die spiertjes regelen de grootte van de pupil."
Joeri: "Die spiertjes regelen de spanning van de lensbanden."
Karlijn: "Die spiertjes spelen een rol bij het accommoderen."
Wolf: “Die spiertjes zijn kringvormig’.”

Slide 17 - Sleepvraag


De rode kleur in de bek van het koekoeksjong is een ... voor de heggenmus om het koekoeksjong te voeren, zelfs vaker dan zijn eigen jongen.
A
sleutelprikkel
B
impuls
C
prikkel
D
supranormale prikkel

Slide 18 - Quizvraag

Een dominant dier .......
A
Staat altijd onderaan de rangorde
B
Leeft altijd alleen
C
Staat altijd boven een onderdanig dier
D
Valt buiten de rangorde

Slide 19 - Quizvraag

In een groep kippen is een bepaalde rangorde. Deze rangorde, de zogenaamde pikorde, bepalen de kippen door elkaar te pikken. De meest gepikte kip staat onderaan in de pikorde.
Aan de hand van een ethogram wordt van vijf kippen de pikorde bepaald.
Het resultaat is hieronder weergegeven. Een pijl wijst naar de kip die door een
ander wordt gepikt.

Welke kip staat bovenaan in de pikorde?

A
Kip A
B
Kip C
C
Kip D
D
Kip E

Slide 20 - Quizvraag

Wolven leven van prooien die veel groter zijn dan zijzelf.
Die kunnen ze alleen overmeesteren wanneer ze samenwerken. In de groep heeft elke wolf zijn plek in de rangorde. Wie is in het voordeel bij de taakverdeling in een rangorde?
A
Alleen het individu
B
De groep
C
Het individu en de groep
D
De soort

Slide 21 - Quizvraag


Welk gedrag zie je in het filmpje?
A
Dreiggedrag
B
Overspronggedrag
C
Baltsgedrag
D
Sociaal gedrag

Slide 22 - Quizvraag

Mannetjeshonden plassen veel vaker
dan vrouwtjeshonden.
Bij welk type gedrag hoort dit gedrag
van de hond?
A
Imponeergedrag
B
Baltsgedrag
C
Overspronggedrag
D
Territoriumgedrag

Slide 23 - Quizvraag


Welk sociaal gedrag is hier te zien?
A
dreiggedrag
B
voedingsgedrag
C
verzorgingsgedrag
D
baltsgedrag

Slide 24 - Quizvraag

Aangeboren of aangeleerd?
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 25 - Quizvraag

Aangeboren of aangeleerd?
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 26 - Quizvraag

Erfelijk bepaald of niet?

Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.
Grotendeels bepaald door erfelijke factoren
Grotendeels bepaald door leerprocessen
Een baby zuigt melk bij de moeder.
Een hond haalt de krant voor zijn baas.
Een hond zwemt.
Een meisje speelt piano.
Een papegaai spreekt woorden uit.

Slide 27 - Sleepvraag

Een koekoeksjong verwijdert eieren uit het nest. Berust dit gedrag alleen op erfelijke factoren of spelen ook leerprocessen een rol?
A
Dit gedrag berust alleen op erfelijke factoren
B
Bij dit gedrag spelen ook leerprocessen een rol.

Slide 28 - Quizvraag

Dit is een vorm van:
A
Imitatie
B
Conditionering
C
Inzicht
D
Gewenning

Slide 29 - Quizvraag

Zebravinken nemen stukken over uit liedjes die ze horen als volwassen vinken zingen. Ze zingen vooral de liedjes die ze horen tussen de 25e en 65e dag nadat ze uit het ei kwamen. Van welke twee leerprocessen is hier sprake?
A
Conditionering en gewenning
B
Gewenning en inprenting
C
Inprenting en imitatie
D
Imitatie en conditionering

Slide 30 - Quizvraag

Als je een hond een nieuw speeltje geeft waarin een snoepje verstopt zit, gaat de hond gooien en schudden met het speeltje. Hij blijft net zo lang schudden tot het snoepje er uit valt. Van welk leerproces is hier sprake?
A
Conditionering: Pavlov
B
Inzicht
C
Imitatie
D
Conditionering: trial and error

Slide 31 - Quizvraag

Welke vorm van sociaal gedrag is dit?
A
Overspronggedrag
B
Imponeergedrag
C
Dreiggedrag
D
Territoriumgedrag

Slide 32 - Quizvraag