Herhaling Hoofdstuk 11 en hoofdstuk 13

Herhaling voor de toetsweek
Hoofdstuk 11 
Hoofdstuk 13
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides en 11 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling voor de toetsweek
Hoofdstuk 11 
Hoofdstuk 13

Slide 1 - Tekstslide

lengtematen 

Slide 2 - Tekstslide

hoofdstuk 11
paragraaf 1

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Instructie: omrekenen lengtematen

Slide 5 - Tekstslide

11.1 Omtrek
Omtrek = 
Je trekt er een lijn omheen

LET OP: tel alle zijden bij elkaar op 
ook als er geen lengte bij staat



LET OP: Staan alle lengtes in dezelfde maat? (bijv. cm)

Slide 6 - Tekstslide

OPPERVLAKTE =  op het vlak

Slide 7 - Tekstslide

vuistregels ONTHOUDEN
handig bij het SCHATTEN

Slide 8 - Tekstslide

afstand pink -duim  ~ 20 cm

Slide 9 - Tekstslide

lengte volwassene ~ 180 cm
hoogte opening  ~ 200 cm
breedte opening  ~ 100 cm

Slide 10 - Tekstslide

hoogte verdieping ~  3 m
aantal verdiepingen ?
hoogte gebouw  ?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

hoofdstuk 11
paragraaf 2

Slide 13 - Tekstslide

11.2 Oppervlakte
De oppervlakte geef je aan in m2, dm2 en cm2.
Dit spreek je uit als vierkante meter, vierkante decimeter en vierkante centimeter.

Slide 14 - Tekstslide

11.2 Omrekenen oppervlakte-maten

Slide 15 - Tekstslide

11.2 oppervlakte rechthoekige figuren

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

hoofdstuk 11
paragraaf 3

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

hoofdstuk 11
paragraaf 4

Slide 21 - Tekstslide

Omtrek, oppervlakte, inhoud
Omtrek: hoe lang is een figuur er OM heen --> lengtemaat [m]
Oppervlakte: hoeveel kan er OP --> oppervlaktemaat [m2]

Inhoud: hoeveel kan er IN --> inhoudsmaat [m3]
Vaak rekenen we inhoud ook om naar een andere inhoudsmaat, namelijk liters [l] (par. 11.5)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Inhoud balk
Inhoud balk = grondvlak x hoogte
Inhoud balk = lengte x breedte x hoogte

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

hoofdstuk 11
paragraaf 5

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

hoofdstuk 13
paragraaf 1

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

hoofdstuk 13
paragraaf 2

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

hoofdstuk 13
paragraaf 3

Slide 32 - Tekstslide

hoofdstuk 13
paragraaf 4

Slide 33 - Tekstslide

Hoeken berekenen
D U S  N I E T   M E T E N ! ! ! 

Slide 34 - Tekstslide

Hoeken bij snijdende lijnen
Als twee lijnen elkaar snijden, worden er 4 hoeken gevormd.

2 hoeken die tegenover elkaar liggen, noemen we overstaande hoeken. Overstaande hoeken zijn  even groot.

2 hoeken die naast elkaar liggen, vormen samen een gestrekte hoek. Een gestrekte hoek is altijd 180°.

Met deze eigenschappen kunnen we de grootte van 3 hoeken berekenen als er 1 hoek gegeven is.

Slide 35 - Tekstslide

Overstaande hoeken

Slide 36 - Tekstslide

Gestrekte hoek
Als we dus weten dat ∟1 = 56° , dan kunnen we nu uitrekenen hoeveel hoek 2 is. 

∟1 + ∟2= 180°
Dus ∟2 = 180° -  ∟1 
Dus ∟2 = 180° - 56° = 124° 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

hoofdstuk 13
paragraaf 5

Slide 39 - Tekstslide

13.5 Hoekensom driehoek

De drie hoeken van een driehoek zijn even groot als een gestrekte hoek. In elke driehoek zijn de hoeken opgeteld samen 180 graden! 



Hoekensom driehoek = 180 graden

Slide 40 - Tekstslide

Driehoek samen 180°
Ook hiervoor kunnen we een sommetje opschrijven. 
∟1 + ∟2 + ∟3 = 180°
52° + 104° + 24° = 180°

∟E + ∟F + ∟D = 180°
25° + 90° + ∟D = 180°
∟D = 180°
- 25° - 90° = 65°
Dus ∟D = 65°

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

13.5 Hoekensom vierhoek

De vier hoeken van een vierhoek zijn even groot als een volle hoek. In elke vierhoek zijn de hoeken opgeteld samen 360 graden.



Hoekensom vierhoek = 360 graden

Slide 43 - Tekstslide

Vierhoeken
  • In een vierhoek zijn de vier hoeken samen 360º.
  • Hiernaast zie je hiervan 3 voorbeelden met de berekening. Let op hoe je het opschrijft, begin met de hoek de je gaat berekenen

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

 Hoeken berekenen
  1. Gestrekte hoek = 180 graden
  2. Rechte hoek = 90 graden
  3. Volle hoek = 360 graden
  4. Overstaande hoeken zijn gelijk
  5. Hoekensom driehoek = 180 graden
  6. Hoekensom vierhoek = 360 graden
  7. Basishoeken van een gelijkbenige driehoek zijn gelijk

WAT?

HOE?

WAAROM?

Slide 46 - Tekstslide

Succes met leren voor de toets!!!

Slide 47 - Tekstslide