1.2 De bouw van een organisme

1.2 De bouw van een organisme
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.2 De bouw van een organisme

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Basisstof 1.1 Organismen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een organisme?
A
Gist (schimmel)
B
Koala (dier)
C
Paardenbloem (plant)
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn levenskenmerken?
A
hoe groot en zwaar een organisme is
B
kenmerken van een levend organisme
C
de ontwikkeling van een organisme
D
kenmerken van een dood organisme

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Ademhalen
B
Slapen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 5 - Quizvraag

Wat houdt stofwisseling in?
A
Stoffen worden omgezet in andere stoffen buiten het lichaam
B
Stoffen worden omgezet in andere stoffen binnen het lichaam

Slide 6 - Quizvraag

Welke levenskenmerken horen bij stofwisseling? Zet die levenskenmerken in het gele vak. 
Stofwisseling
Ademen
Bewegen
Groeien
Uitscheiden
Voeden
Voortplanten
Waarnemen

Slide 7 - Sleepvraag

Levenskenmerken
Horen
Voelen
Uitscheiden
Bewegen
Ademhalen
Voeden
Voortplanten
Zien
Ruiken
Proeven
Groeien
Waarnemen

Slide 8 - Sleepvraag

Extra: Een levensloop is ....
A
Van één individu. Begint bij de geboorte en eindigt met de dood van dat individu
B
Van een soort. Begint elke keer opnieuw. De individuen gaan dood, maar de soort blijft bestaan.

Slide 9 - Quizvraag

Extra: Wat stelt het
plaatje voor?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 10 - Quizvraag

To Do
  • 1.2.1 Je kunt de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven.
  • 1.2.2 Je kunt tien orgaanstelsels opnoemen.

Slide 11 - Tekstslide

Orgaan
Een orgaan is een deel van een organisme met een eigen taak. 
Bijvoorbeeld:

Slide 12 - Tekstslide

Organen
Hersenen
1
Hart
2
Maag
3
Nieren
4
Blaas
5
Darmen
6
Lever
7
Longen
8
Schildklier
9

Slide 13 - Tekstslide

Borstholte en buikholte
Borstholte en buikholte worden gescheiden door het middenrif. Dit is stevig vlies. Boven het middenrif ligt de borstholte, in de borstholte liggen de longen en het hart. Onder het middenrif ligt de buikholte. 
Borstholte
Buikholte
Middenrif

Slide 14 - Tekstslide

Maak opdracht 1 en 2

timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Orgaanstelsel
Organen werken vaak samen. Bijvoorbeeld om je eten te verteren heb je een maag, een dunne darm, een dikke darm, en ook een lever. Deze werken allemaal samen.

Mond
Slokdarm
Lever
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
     Dikke darm

Slide 16 - Tekstslide

Orgaanstelsel
Een groep organen die samenwerken aan een taak, heet een orgaanstelsel. 
  •  het verteringsstelsel
  •  het bloedvatenstelsel
  •  het ademhalingsstelsel
  • het zenuwstelsel
  • het bottenstelsel 
  • het spierstelsel enz. 

Slide 17 - Tekstslide

Verteringstelsel
Verteert je voedsel
mond
slokdarm
lever
maag
dikke darm
dunne darm

Slide 18 - Tekstslide

Bloedvatenstelsel
Vervoert bloed door je lichaam
hart
aorta
holle ader

Slide 19 - Tekstslide

Ademhalingstelsel
Hiermee haal je adem en krijg je zuurstof
luchtpijp
bronchië
long

Slide 20 - Tekstslide

maak opgave 3 (blz 19)
Eerder klaar? Lees bladzijde 20-21
timer
2:30

Slide 21 - Tekstslide

maak opgave 3 (blz 19)
Antwoorden:
timer
2:30
vertering
botten
spier
bloed
adem
zenuw
dikke darm
rib
arm buigspier
aorta
luchtpijp
ruggen-merg
slokdarm
dijbeen
buikspier
onderste holle ader
long
zenuwen
maag
schedel
dijspier
hart
bronchie
hersenen

Slide 22 - Tekstslide

Organisatieniveaus

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Cellen

Een cel is heel erg klein. Je kunt ze met een microscoop zien. De cellen zijn de bouwstenen van je organen.

Door een microscoop kun je cellen bekijken. Ze lijken plat maar dat zijn ze in werkelijkheid niet. Er zijn verschillenden vormen, het lijken net zakje die gevuld zijn met water. 



Slide 25 - Tekstslide

Soorten cellen

De vorm van de cel heeft te maken met de functie van de cel

Slide 26 - Tekstslide

Weefsels
Een weefsel wordt gevormd door meerdere cellen bij elkaar (meestal met dezelfde vorm en functie). Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels. 


Slide 27 - Tekstslide

Tussencelstof
Tussen cellen ligt tussencelstof deze kan hard zijn (zoals bij bot) tot vloeibaar (zoals bij bloed). En alles er tussen in, bij kraakbeen is het bv. elastisch. 
Welk type tussencelstof is afhankelijk van de functie van het weefsel. 

Slide 28 - Tekstslide

Maak opdracht 4-9
Wie geeft antwoord?

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 9
1. wervel
2. rib
3. long
4. hart
5. wervel
6. nier
7. slokdarm
8. maag
9. lever
10. wervel
11. dikke darm
12. aorta
13. holle ader
14. dunne darm

Slide 30 - Tekstslide

TADAAA
Kan ik de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven.?
Ja, makkie
Ja, maar ik moet er wel over nadenken
Nee, ik kan ze wel opnoemen maar niet op volgorde
Hooguit 3 en door elkaar heen
Wat zijn dat?

Slide 31 - Poll

TADAAA
Kan je de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven.?

Slide 32 - Poll


Schat in hoe goed je de lesstof hebt begrepen vandaag

Slide 33 - Poll

Waar ligt het hart?
A
In de borstholte
B
In de buikholte

Slide 34 - Quizvraag

Waar ligt de dikke darm?
A
In de borstholte
B
In de buikholte

Slide 35 - Quizvraag

Met welke letter is de maag aangegeven?
A
Letter A
B
Letter B
C
Letter C
D
Letter D

Slide 36 - Quizvraag

Welk orgaanstelsel zorgt dat je eten wordt afgebroken en opgenomen?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Verteringsstelsel
D
Spierenstelsel

Slide 37 - Quizvraag

Welk orgaanstelsel zorgt dat er heel snelle berichten door je lichaam worden verzonden?
A
Zenuwstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Hormoonstelsel
D
Spierstelsel

Slide 38 - Quizvraag

Een weefsel uit de hersenen ziet er net zo uit als een weefsel uit de darmen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag