11.4 Intervallen

H11.4 Intervallen

Opdracht

Maak opgave V3

De ongelijkheid die hoort bij alle waarden van y die groter of gelijk zijn aan 14

1. y≥14
2. y≤14
3. y>14
4. y<14

x > 3 is hetzelfde als 3 < x

1. waar
2. niet waar

Je kan twee ongelijkheden dus korter schrijven.

x > -2 en x ≤ 2

wordt dan

-2 < x ≤ 2

Welke ongelijkheid hoort bij deze getallenlijn?

1. −2>x>4
2. −2<x<4
3. −2<x≤4
4. −2≥x>4

Sleep de juiste ongelijkheid naar het bijbehorende interval

Welke intervalnotatie hoort bij het interval op deze getallenlijn?

1. [-7,-2]
2. <-7,-2]
3. <←,-2]
4. [7,-2>

Welke intervalnotatie hoort bij het interval op deze getallenlijn?

1. [-1,4]
2. <-1,4]
3. [-1,4>
4. <-1,4>

Welke intervalnotatie hoort bij het interval op deze getallenlijn?

1. [-3,2]
2. <-3,→]
3. [-3,→>
4. [-3,2>

Noteer het interval op de getallenlijn als ongelijkheid

Noteer het interval op de getallenlijn als ongelijkheid

Noteer het interval op de getallenlijn als ongelijkheid

Opdracht

Wa: Maak opgave 23ab, 24ab, 25 en 26

Wb: Maak opgave 27

Opdracht

Wa: Maak opgave 27, 29abc en 30

Wb: Maak opgave 28, 30 en 31

Einde les