Future - Will / to be going to

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

The future

The future - de toekomst

We gebruiken in het Engels de "future" om te spreken over dingen die nog gaan komen.

Deze dingen kunnen nog ver weg zijn maar ook al snel gebeuren.

We kunnen over twee manieren spreken over de toekomst

- To be going to

- Will (shall)

The future - de toekomst

Will

To be going to

The future - de toekomst

Will -> Spontaan / onzeker	To be going to -> besloten / zeker(der)
Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling. We promise we will be on time.	Als er een duidelijk aanwijzing is dat iets in de toekomst gaat gebeuren. Look at those dark clouds. It is going to rain .
Als je een beslissing neemt op het moment van spreken. I' ll have a cup of tea and a sandwich.	Op het moment dat het gaat om plannen die je hebt gemaakt vóór het gesprek plaatsvond. We' re going to watch a movie together.

It's 8:15 am. I _________________ be late

1. am going to
2. will

Oh no, there is no more bread! I ___________ go and buy some more. 

1. am going to
2. will

Present simple VS present continuous

Present simple: Gewoontes

Present continuous: Nu 

Present Simple vs. Present Continuous

They always ..... English in class.

1. speak
2. are speaking
3. speaks
4. is speaking

Present simple vs Present continuous
He ... dinner for me at the moment.

1. cooks
2. is cooking

Modale werkwoorden: 

would/ would like

can/could

may/might

shall/should

• Uit beleefdheid : 

o Would you help me with my homework?

o (Zou je mij willen helpen met mijn huiwerk?)

• Als iets niet zo is:

- If I had studied harder, I would have passed the exam.

→ Would gebruik je wanneer iets niet echt gebeurde, maar je zegt hoe het zou zijn geweest als dingen anders waren.

- If we had left earlier, we would have caught the train.

If staat altijd in de zin

Would like

I would like a slice of cake, please. (Beleefd verzoek.)

She would like to learn French. (Wens of verlangen.)

Dus

Would:  beleefdheid (vraag) / als iets niet is gebeurt

Would like to: beleeftheid (verzoek) / wens

If I had more time, I _______ help you with your homework.

1. Would
2. Would like

I _______ to have a cup of tea, please.

1. Would
2. Would like

She _______ go to the party if she were invited.

1. Would
2. Would like

Homework:

Leer pagina 242 

Maak de bijbehorende oefening op blz 243

Leer  pagina 251

Maak de bijbehorende oefening