2D 01-06

2D 01-06
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2D 01-06

Slide 1 - Slide

What are we going to do?
  • What do we know about past simple / present perfect?
  • Past simple - present perfect
  • Maken: opdracht 1 t/m 7 paragraaf 6.3
  • Klaar? Test yourself

Slide 2 - Slide

What is the difference between the past simple and present perfect, answer in Dutch

Slide 3 - Open question

Past simple-Present Perfect

Slide 4 - Slide


Past simple - Verleden tijd

Slide 5 - Slide

past simple
  • Wordt gebruikt als iets in het verleden heeft plaats gevonden en is afgerond, het is echt voorbij.
  • Vaak staat in de zin een tijdsbepaling die aangeeft dat het verleden tijd is: last month, yesterday, a minute ago, in 1999.
  • –> I bought a new bike last week.
  • Door de woorden ‘last week’ wordt duidelijk dat deze gebeurtenis zich in het verleden heeft afgespeeld. Er moet dus een verleden tijd gebruikt worden.
  • --> ww+ ed of TWEEDE RIJTJE

Slide 6 - Slide

Past simple - Verleden tijd
Present Perfect - onvoltooid verleden tijd
have / has + ww + -ed
Have / has + onregelmatig werkwoord (3e rijtje)

Slide 7 - Slide

PRESENT PERFECT
HAVE of HAS + voltooid deelwoord.
HAVE  (I / you / we / they / you)
HAS = SHIT-regel (he / she / it)

Slide 8 - Slide

We ... been to England once.
A
have
B
has

Slide 9 - Quiz

He ... worked there for 4 years now.
A
have
B
has

Slide 10 - Quiz

My dad and my brother ... seen that film before.
A
have
B
has

Slide 11 - Quiz

I ... a new phone last week.
A
bought
B
have bought

Slide 12 - Quiz

I ... my car. It looks great now!
A
washed
B
have washed

Slide 13 - Quiz

I ... my aunt yesterday.
A
visited
B
have visited

Slide 14 - Quiz

I love New York. I ... there twice.
A
was
B
have been

Slide 15 - Quiz

She ... to America once in her life.
A
went
B
has gone

Slide 16 - Quiz

My mom ... smoking two months ago.
A
stopped
B
has stopped

Slide 17 - Quiz

Ik begrijp het verschil tussen past simple en present perfect en kan deze toepassen
A
Ja
B
Nee
C
Het gaat vaak goed, maar snap het half
D
Ik begrijp het verschil, kan het niet toepassen

Slide 18 - Quiz

Ik heb meer hulp nodig, met...

Slide 19 - Open question