Havo 2 Nederlands periode 2 voorlezen en spanning verhaal II

Aan de slag in je team: 
1. Opdracht 1 t/m 4 (blz. 84 t/m 87) maken (I/D)
2. Misdaad kiezen uit misdaadjournaal (I).
3. Spannend misdaadverhaal (fictie) schrijven op basis van deze misdaad en bundelen. (I/G.)
4. Sprint 1 (boekenlijst en mindmap) afmaken (G)
5. Sprint 2 (misdaadjournaal) afmaken. (G)
6. Fictieboek misdaad uitlezen. (I)

timer
15:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Aan de slag in je team: 
1. Opdracht 1 t/m 4 (blz. 84 t/m 87) maken (I/D)
2. Misdaad kiezen uit misdaadjournaal (I).
3. Spannend misdaadverhaal (fictie) schrijven op basis van deze misdaad en bundelen. (I/G.)
4. Sprint 1 (boekenlijst en mindmap) afmaken (G)
5. Sprint 2 (misdaadjournaal) afmaken. (G)
6. Fictieboek misdaad uitlezen. (I)

timer
15:00

Slide 1 - Slide

Voorlezen: Spanning in het verhaal. 

1. Zorg dat je openingszin vragen oproept.  
2. Gebruik actieve werkwoorden. Dus niet: ‘Ik ga ...’, maar ‘Ik race/ren/sluip …’
3. Gebruik zintuigelijke beschrijvingen. Wat proef, ruik, voel, hoor, zie je?
4. Maak de plaats waar het verhaal zich afspeelt spannend: schaduwen, hoekjes, verlaten fabrieksterreinen enzovoort.

Slide 2 - Slide

Beschrijf nu één spannende zin over wat er gebeurt op de foto. 

Slide 3 - Slide

Beschrijf op een spannende manier wat er gebeurt op deze foto:

- zintuiglijke waarneming
- beschrijf de plaats
- actieve werkwoorden

Slide 4 - Open question

Nederlands havo 2 periode 2: 
Agenda: 
1. Binnen = Beginnen: Stand-up
2. Werken aan je sprint (pomodoro)
3. misdaadverhaal voorlezen
4. Werken aan je sprint (pomodoro)
5. Instructie woordenschat opdr. 3
6. Werken aan je sprint (pomodoro)
7. Afsluiting
Binnen = Beginnen: Stand-up

1. Zoek elkaar op in de meet of hangout. 
2. Wat is er af sinds de vorige les?
2. Zijn er problemen? Kan je die oplossen? 
3. Aan de slag met je taken. 

Slide 5 - Slide

Aan de slag in je team: 
1. Opdracht 1 t/m 4 (blz. 84 t/m 87) maken (I/D)
2. Misdaad kiezen uit misdaadjournaal (I).
3. Spannend misdaadverhaal (fictie) schrijven op basis van deze misdaad en bundelen. (I/G.)
4. Sprint 1 (boekenlijst en mindmap) afmaken (G)
5. Sprint 2 (misdaadjournaal) afmaken. (G)
6. Fictieboek misdaad uitlezen. (I)

timer
15:00

Slide 6 - Slide

Definition of done
- Gebruik ongeveer 300 en maximaal 500 woorden voor elk verhaal.
- Gebruik één cliffhanger in elk verhaal.
- Er worden weinig tot geen spelfouten gemaakt in elk verhaal.
- Er worden weinig tot geen grammaticale fouten gemaakt in elk verhaal.
- Gebruik in elk verhaal minimaal 8 woorden uit woordenschat hoofdstuk 3 en markeer die.
- Gebruik in elk verhaal minimaal 2 uitdrukkingen uit woordenschat hoofdstuk 3 en markeer die.
- Kies een spannende afbeelding bij je verhaal.

Slide 7 - Slide

Woordenschat hoofdstuk 3
Opdracht 3 (blz. 86): 

Er bestaan veel manieren om te zeggen dat iemand heel erg rijk is of heel gemakkelijk geld uitgeeft. Maak met onderstaande woorden korte zinnetjes die beginnen met ‘zij’. In elke zin moet staan dat ‘zij’ erg rijk is of gemakkelijk geld uitgeeft.


bulken – oprapen – rollen – smijten – verdienen + water – zwemmen

Voorbeeld: stinken – Hij is een rijke stinkerd.

Slide 8 - Slide

Welke uitdrukking wordt hier uitgebeeld?

Slide 9 - Open question

Welke uitdrukking wordt hier afgebeeld?

Slide 10 - Open question

Welke uitdrukking wordt hier afgebeeld?

Slide 11 - Open question

Aan de slag in je team: 
1. Opdracht 1 t/m 4 (blz. 84 t/m 87) maken (I/D)
2. Misdaad kiezen uit misdaadjournaal (I).
3. Spannend misdaadverhaal (fictie) schrijven op basis van deze misdaad en bundelen. (I/G.)
4. Sprint 1 (boekenlijst en mindmap) afmaken (G)
5. Sprint 2 (misdaadjournaal) afmaken. (G)
6. Fictieboek misdaad uitlezen. (I)

timer
15:00

Slide 12 - Slide

Afsluiting: Schrijf de eerste zin van je verhaal hier op.

Slide 13 - Open question