Grammatica herhaling

Grammar recap
1mha
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammar recap
1mha

Slide 1 - Slide

Extra instructie:

Kom voorin de klas zitten. 

Slide 2 - Slide

Werk op je eigen niveau!
Paars: Basisstof, lees goed door!
Geel: Basisopdrachten, deze maakt iedereen!

Kies daarna uit een van deze: 
Blauw: Nog extra oefening nodig.
Oranje: Ik begrijp alles en 

Slide 3 - Slide

To be going to + infinitive

Slide 4 - Slide

To be going to + infinitive
Am/is/are + going to + hele werkwoord

I am going to work this afternoon.
He is going to help me with my homework.

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je
to be going to + infinitive
?
A
Als iets zeker gaat gebeuren en als iemand iets van plan is.
B
Als je over de toekomst praat en als iets niet zeker is.

Slide 6 - Quiz

Gebruik "to be going to + infinitive" in deze zin:
My dad .................... pasta tonight. (cook)

Slide 7 - Open question

Vertaal deze zin:
Sheila gaat over een uur naar huis fietsen. (Denk aan plaats/tijd!)

Slide 8 - Open question

Past Simple

Slide 9 - Slide

Past Simple
Werkwoord + ed
Uitzonderingen:  Irregular verbs 3de rijtje

I worked at the market yesterday.
She swam in the sea last week.
We walked to school this morning.

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Als iets nog moet gebeuren.
B
Als iets nu nog bezig is.
C
Als iets in het verleden is gebeurd.
D
Als iets nog nooit is gebeurd.

Slide 11 - Quiz

Gebruik de Past Simple in deze zin:
Jimmy .............. with his babysister this morning. (spelen)

Slide 12 - Open question

Gebruik de Past Simple in deze zin:
She ......... great on the test last week.

Slide 13 - Open question

Past Simple (to be)
Was / were 

Slide 14 - Slide

Wat hoort bij "To Be" ?
A
Am/is/are
B
He/she/it
C
do/does
D
Was/were

Slide 15 - Quiz

Enkelvoud:
I, She, He, It.
Enkelvoud: You
Meervoud: They, We, You.
Was
Were

Slide 16 - Drag question

Gebruik de Past Simple van To Be:
You ............. a bit late last night.

Slide 17 - Open question

Place & Time

Slide 18 - Slide

Place & Time
First: Place
Then: Time

We went to Spain last summer.

Slide 19 - Slide

........................................
................................
...............................
My grandma and I drank tea
In the garden
This afternoon

Slide 20 - Drag question

Time

Slide 21 - Slide

Time
Past & To

o'clock
at three o'clock

Am / Pm

Slide 22 - Slide

Over
Voor
Past
To

Slide 23 - Drag question

Schrijf deze tijd voluit:
11:20

Slide 24 - Open question

Schrijf deze tijd voluit:
19:45

Slide 25 - Open question

Choose Am / Pm:

23:05
A
Am
B
Pm

Slide 26 - Quiz

Choose Am / Pm:

04:35
A
Am
B
Pm

Slide 27 - Quiz

Short Answers

Slide 28 - Slide

Short answers
Bij het geven van een kort antwoord, herhaal je hulpwerkwoorden.

Have you seen this movie already?
No, I haven't

Slide 29 - Slide

Answer this question, positive AND negative:
Are you fourteen years old already?

Slide 30 - Open question

Answer this question, positive AND negative:
Has she finished her homework?

Slide 31 - Open question

Answer this question, positive AND negative:
Do you want to have lunch with me?

Slide 32 - Open question

Have got

Slide 33 - Slide

Have got (hebben)
Have got
Has got -> she/he/it

I have got a new pen.
I haven't got a new pen.
Have I got a new pen?

Slide 34 - Slide

Use "have/has got"
Lisa .............. a boyfriend.

Slide 35 - Open question

Use "have/has got":
............. we ......... more books?

Slide 36 - Open question

Days, Months, Dates

Slide 37 - Slide

Days, Months, Dates
Days with Capital Letter: 
Monday, Tuesday, Wednesday, Thursday, Friday, Saturday, Sunday
Months with Capital Letter: 
March, May, August, December.
Dates:
June the ninth/the ninth of June

Slide 38 - Slide

Schrijf de datum voluit:
woensdag 7 juli

Slide 39 - Open question

Schrijf de datum voluit:
maandag 18 november

Slide 40 - Open question

Ik heb extra instructie nodig over een onderdeel.
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz