Opdracht vorming van urine

Bespreking Opdracht
Vorming van urine
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bespreking Opdracht
Vorming van urine

Slide 1 - Slide

1. In welk onderdeel van de nier en in welk onderdeel van de niereenheid ontstaan de resultaten van voorurine?




2. In welk onderdeel van de nier en in welk onderdeel van de niereenheid ontstaan de resultaten van urine?

Onderdeel nier: nierschors
Onderdeel niereenheid: kapsel van Bowman
Onderdeel nier: nierschors en niermerg
Onderdeel niereenheid: afdalend nierkanaaltje, lis van Henle en stijgend nierkanaaltje

Slide 2 - Slide

Vanuit welke bron wordt de energie geleverd om voorurine te verkrijgen?
A
ATP
B
suiker
C
stromingssnelheid bloed
D
bloeddruk

Slide 3 - Quiz

Vanuit welke bron wordt de energie geleverd om van
voorurine urine te maken?
A
ATP
B
suiker
C
stromingssnelheid bloed
D
bloeddruk

Slide 4 - Quiz

5. Hoe blijkt uit de tabel dat de vorming van voorurine 
   (primaire urine) een passief proces is?



 
 
6. Hoe blijkt uit de tabel dat de vorming van urine 
   (secundaire urine) een actief proces is?

BINAS 85B
De concentratie van opgeloste stoffen in het bloedplasma en voorurine is gelijk (m.u.v. eiwitten)
Glucose wordt verbruikt en de concentratie van opgeloste stoffen in de voorurine en urine is ongelijk

Slide 5 - Slide

Hoe is verklaarbaar dat voor bijna alle stoffen uit de BINAS-tabel 85B de concentratie in de urine
groter is dan in de voorurine?
A
Door terugresorptie van water
B
Door terugresorptie van zouten
C
Doordat eiwitten in bloed achterblijven
D
Doordat al het water naar de verzamelbuis gaat

Slide 6 - Quiz

8. Hoe is verklaarbaar dat voor de meeste stoffen in de urine de
    concentratie niet even sterk stijgt?





9. In welke volgorde staan de verbindingen in de tabel geordend?

Dat is afhankelijk van de hoeveelheid opgeloste stoffen die in het bloed aanwezig moeten blijven.
In volgorde van concentratie veranderingsfactor (clearance)

Slide 7 - Slide

Clearance =  Klaring =

Concentratie veranderingsfactor van urine/voorurine
=
de factor waarmee de concentratie van een stof in de urine t.o.v. voorurine is toegenomen.

Klaring is in de geneeskunde en de farmacologie de snelheid waarmee een bepaalde stof door het lichaam uit het bloed wordt verwijderd. Die stof kan een lichaamseigen stof zijn, zoals creatinine (afbraakproduct van de spieren), maar het kan ook een geneesmiddel of vergif betreffen.

Slide 8 - Slide

10. Welk stof blijkt volgens de BINAS-tabel 85B
volledig terug geresorbeerd te worden?

Slide 9 - Open question

11. Wanneer kan urine glucose bevatten?






12. Wanneer kan urine vrije hemoglobine bevatten?

Bij teveel glucose in het bloed, dan wordt de nierdrempel overschreden. 
Dat is bij een concentratie van 0,17% (0,17 g/100ml)
Hemoglobine is een eiwit, dus als het kapsel van Bowman eiwitten doorlaat

Slide 10 - Slide

Hemoglobinurie is een ziektebeeld, waarbij hemoglobine in de urine zit, maar geen rode bloedcellen. Normaal komen noch hemoglobine, noch rode bloedcellen in de urine voor.

Bij bloedverlies in de urinewegen kunnen rode bloedcellen in de urine voorkomen, dit heet hematurie.

Bij hemoglobinurie zijn er met de microscoop geen rode bloedcellen in de urine te zien, terwijl er wel hemoglobine in de urine zit, die kleurt dus wel rood. Dit kan optreden als de rode bloedcellen in de urine gezeten hebben, maar zijn stukgegaan, bijvoorbeeld door osmose doordat de urine sterk verdund is, in dat geval is de betekenis dezelfde als van hematurie.

Het is echter ook mogelijk dat rode bloedcellen al in de bloedbaan kapot zijn gegaan (hemolyse), zodat vrij hemoglobine (als eiwit) door de nier wordt uitgescheiden. Rode bloedcellen kunnen kapotgaan door mechanische beschadiging. 

We noemen dat inspanningsgebonden afwijkingen in de urine. Dit komt wel voor bij sporters en militairen:
het lopen of marcheren van zeer grote afstanden vooral op harde weg en of met hard schoeisel. 
Dit herstelt weer na 24-72 uur rust.
extra info

Slide 11 - Slide

13. Het antidiuretisch hormoon (ADH) uit de hypofyse stimuleert de terugresorptie van water uit de nierkanaaltjes en verzamelbuisjes. Wat is de invloed daarvan op de osmotische waarde van urine?
A
daalt
B
stijgt
C
blijft even hoog
D
kun je niet weten

Slide 12 - Quiz

De osmotische waarde van urine wordt hoger 

De hypofyse geeft ADH af

concentratie ADH in het bloed stijgt

er wordt meer water uit de voorurine geresorbeerd

osmotische waarde van het bloed daalt
en osmotische waarde van de urine stijgt.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide