zinnen ontleden groep 8 AlbAg

Zinsontleding 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsontleding 

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze les kunnen jullie het de pv, het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerpen uit een zin halen. 

Slide 2 - Slide

Juf heeft gisteren een film gekeken.

Slide 3 - Slide

Jan eet 2 appels per dag. 

Slide 4 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Wie/ wat + persoonsvorm
B
Zin vragend maken
C
Wie/ wat + gezegde + onderwerp
D
Waar + onderwerp

Slide 5 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp?
A
Wie/ wat + persoonsvorm
B
Zin vragend maken
C
Wie/ wat + gezegde + onderwerp
D
Waar + onderwerp

Slide 6 - Quiz

Hoe vind je het gezegde?
A
Alle werkwoorden in de zin
B
Wie/ wat + persoonsvorm
C
Waar + onderwerp
D
Zin vragend maken

Slide 7 - Quiz

Hoe vind ik het lijdend voorwerp
A
Wie/ wat + persoonsvorm
B
Zin vragend maken
C
Wie/ wat + gezegde + onderwerp
D
Waar + onderwerp

Slide 8 - Quiz

In welke volgorde moet ik een zin ontleden?
A
Ik begin altijd met de persoonsvorm
B
Ik begin altijd met het lijdend voorwerp
C
Ik begin altijd met de bepaling
D
Ik begin altijd met het meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Welke zinsdeel is de persoonsvorm?

Voor Nederlands 1/ moesten 2/ wij 3/ negen zinnen 4/ ontleden 5/
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Welke zinsdeel is het onderwerp?

Voor Nederlands 1/ moesten 2/ wij 3/ negen zinnen 4/ ontleden 5/
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Welke zinsdeel is het lijdend voorwerp

Voor Nederlands 1/ moesten 2/ wij 3/ negen zinnen 4/ ontleden 5/
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

Welk zinsdeel is de persoonsvorm?

Ik 1/ ga 2/ pannenkoeken 3/ bakken /4 vanavond.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderwerp?

Ik 1/ ga 2/ pannenkoeken 3/ bakken /4 vanavond.
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 14 - Quiz

Welk zinsdeel is het gezegde?

Ik 1/ ga 2/ pannenkoeken 3/ bakken /4 vanavond.
A
1, 2 en 4
B
2 en 3
C
3 en 1
D
2 en 4

Slide 15 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik 1/ ga 2/ pannenkoeken 3/ bakken /4 vanavond.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Aan de slag!

Slide 17 - Slide