Trainingsleer Periode 3 Thema 12 t/m 15

1 / 41
next
Slide 1: Slide
TrainingsleerMBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waar staat de letter F voor bij de FITT factoren?
A
Fitness
B
Frequentie
C
Fit zijn
D
Fysiek

Slide 2 - Quiz

Dit I van de FITT factoren staat voor Intensiteit maar wat bedoelen we daar mee?
A
Hoe vaak je in de week traint
B
Hoe lang de training of oefening duurt
C
Welke soort training je gaat doen
D
Hoe zwaar een oefening of training is

Slide 3 - Quiz

Hoeveel trainingswetten moet je weten en kunnen toepassen?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 4 - Quiz

Bij het kiezen van de juiste methode houd je rekening met de doelstelling, trainingswetten en ....?
A
Overload
B
Beginsituatie
C
Doel van de les
D
Supercompensatie

Slide 5 - Quiz

Wat bedoelen we met de trainingswet 'Specificiteit'?
A
Je word alleen maar beter als je je lichaam uitdaagt
B
Als je te lang/te veel rust neemt, gaat het effect weer weg
C
Een beginner boekt meer progressie dan een topsporter
D
Je word alleen beter in wat je traint

Slide 6 - Quiz

Wat bedoelen we met de trainingswet 'Verminderde Meeropbrengst'?
A
Je word alleen maar beter als je je lichaam uitdaagt
B
Als je te lang/te veel rust neemt gaat het effect weg
C
Een beginner boekt meer progressie dan een topsporter
D
Je word alleen beter in wat je traint

Slide 7 - Quiz

Welk van de onderstaande antwoorden is een prestatie bepalende factor?
A
CLUKS
B
Blessures
C
Doelstelling
D
Trainingswetten

Slide 8 - Quiz

Wat bedoelen we met de vakterm 'Capaciteit'
A
Hoeveel kracht/snelheid je kan leveren
B
Hoe lang je iets kan volhouden
C
Hoe groot iets is
D
De pk's van je auto

Slide 9 - Quiz

Wat bedoelen we met de vakterm 'Vermogen'?
A
Hoeveel kracht/snelheid je kan leveren
B
Hoe lang je iets kan volhouden
C
De grote van de brandstof tank

Slide 10 - Quiz

We hebben 3 energiesystemen om te kunnen bewegen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

De 3 energiesystemen zijn het Creatinefosfaatsyteem, Melkzuursysteem en Zuurstofsysteem
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Wat is de capaciteit van het melkzuursysteem?
A
0 tot 20 seconde
B
20 seconde tot 2 minuten
C
2 minuten tot oneindig

Slide 13 - Quiz

Wat is de capaciteit van het zuurstofsysteem?
A
2 minuten tot oneindig
B
20 seconde tot 2 minuten
C
0 tot 20 seconde

Slide 14 - Quiz

Wat is het vermogen van het creatinefosfaatsysteem?
A
Klein
B
Groot
C
Zeer groot
D
Gemiddeld

Slide 15 - Quiz

800 meter atletiek en 1000 meter schaatsen zijn sporten in het zuurstofsysteem?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Spelsporten zoals voetbal, basketbal, handbal en hockey vallen onder welk energiesysteem?
A
Creatinefosfaatsystem
B
Melkzuursysteem
C
Zuurstofsysteem

Slide 17 - Quiz

Hoeveel trainingsmethodes hebben we voor duursporten?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 18 - Quiz

Welke duurmethode is vooral geschikt voor sporter die al een basisconditie hebben?
A
Duurmethode 1
B
Duurmethode 2
C
Duurmethode 3
D
Extensieve interval

Slide 19 - Quiz

Wat is een trainingseffect van duurmethode 1 & 2?
A
Het vermogen word verbeterd
B
Ik kan een snellere tijd lopen
C
Je gaat last krijgen van verzuring
D
Het hart word groter en sterker

Slide 20 - Quiz

Duurmethode 3 & Extensieve interval zijn vooral geschikt voor het vermogen te verbeteren
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 21 - Quiz

Wat is de tijd dat je minimaal moet bewegen voor een duursport?
A
10 minuten
B
15 minuten
C
20 minuten
D
30 minuten

Slide 22 - Quiz

Bloktraining en tempotraining zijn bedoeld voor het creatinefosfaatsysteem
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 23 - Quiz

Bij welke trainingsmethode is volledig herstel nodig?
A
Tempotraining
B
Bloktraining
C
Extensieve interval
D
Duurmethode 3

Slide 24 - Quiz

Om beter te worden moet ik mijn FITT factoren regelmatig aanpassen?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 25 - Quiz

Het proces waarbij alle bruikbare stoffen uit onze voeding word gehaald noemen we?
A
Zenuwstelsel
B
Spijsvertering
C
Brandstoffen
D
Bouwstoffen

Slide 26 - Quiz

De enige stof waar wij energie uit kunnen halen noemen we?

Slide 27 - Open question

Hoeveel belangrijke voedingstoffen zitten er in onze voeding?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 28 - Quiz

Bouwstoffen zorgen voor groei en herstel
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 29 - Quiz

Suikers en vet zijn voorbeelden van brandstoffen?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 30 - Quiz

Wat is de functie van de maag?
A
Het voedsel zo klein mogelijk maken
B
Het vervoeren van het voedsel naar de darmen
C
Vocht uit/toevoegen aan ons ontlasting
D
vervoeren van afvalstoffen

Slide 31 - Quiz

Wat is de capaciteit van het creatinefosfaatsysteem?
A
0 tot 20 seconde
B
20 seconde tot 2 minuten
C
2 minuten tot oneindig

Slide 32 - Quiz

Waar staat BMI voor?
A
BodyMassIndex
B
BodyMassIndicatie
C
BodyMaxIndex
D
BodyMaxIndicatie

Slide 33 - Quiz

Diabetes is een ander woord voor suikerziekte?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 34 - Quiz

Bij een Hyper heb ik te weinig suiker in mijn bloed
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 35 - Quiz

Bij een Hypo moet ik vaak plassen, heb ik veel dorst en een droge mond
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 36 - Quiz

De temperatuur van mijn lichaam moet aan het einde van de warming up ... graden zijn
A
37
B
37,5
C
38,5
D
39

Slide 37 - Quiz

In rust word warmte gemaakt door mijn hart, hersenen, lever en ?
A
Longen
B
Alvleesklier
C
Blaas
D
Nieren

Slide 38 - Quiz

Wat zijn de 3 functies van de huid? Temperatuurregulatie, Bescherming en ....?
A
Voelfunctie
B
Zintuigfunctie
C
Alles op zijn plek houden
D
Bescherming

Slide 39 - Quiz

Opvallend veel zweten, spierkrampen, overgeven en misselijkheid zijn symptomen voor het
A
Herkennen van onderkoeling
B
Voorkomen van hittestuwing
C
Voorkomen van onderkoeling
D
Herkennen van hittestuwing

Slide 40 - Quiz

Welk van de onderstaande antwoorden is een voorwaarde voor kleding?
A
Moet dik genoeg zijn
B
Moet sterk genoeg zijn
C
Moet hard genoeg zijn
D
Moet mooi zijn

Slide 41 - Quiz