NiA H4: plusquamperfectum

NiA H4: plusquamperfectum
Als perfectum, maar dan meer.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

NiA H4: plusquamperfectum
Als perfectum, maar dan meer.

Slide 1 - Slide

auxiliary verb
We gebruiken de auxiliary verbs: hebben en zijn
Maar dan in imperfectum, dus: hadden en waren

Slide 2 - Slide

Perfectum

Ik heb gegeten.

Wij hebben een fiets gekocht.

Ik ben aangekomen.


Plusquamperfectum

Ik had gegeten.

Wij hadden een fiets gekocht.

Ik was aangekomen.

Slide 3 - Slide

We gebruiken plusquamperfectum bij:

1. Het verleden in het verleden.
2. Een niet-gebeurd verleden (geen realiteit).
3. Spijt! (If only!)

Slide 4 - Slide

1. Het verleden in het verleden
Twee acties in het verleden, maar één actie is langer geleden dan de andere. Gebruik plusquamperfectum (1) en imperfectum (2).

De trein was al vertrokken (1), toen ik op het station aankwam (2). 
Wij hadden het huis opgeruimd (1), voordat we op vakantie gingen (2). 
Hij belde zijn moeder (2), nadat hij het goede nieuws had ontvangen (1).


Slide 5 - Slide

2. Een niet-gebeurd verleden (geen realiteit)
Je kunt het plusquamperfectum combineren met de modal verbs moeten, kunnen, mogen en willen. 
had(den) + modal verb + infinitief

Ik had het raam dicht moeten doen.
Hij had naar mijn feestje willen komen.
Zij had de kamer mogen schoonmaken.
Richard had je kunnen helpen.

Slide 6 - Slide

3. Spijt! (If only!)
Je hebt spijt van een actie in het verleden "was ik maar" en "had ik maar". Het woord "maar" betuigt spijt (expresses regret).

Was ik maar nooit op vakantie gegaan. Het heeft de hele vakantie geregend. Het was helemaal niet leuk. Als ik opnieuw kon kiezen, zou ik niet gaan. 

Had ik de deur maar op slot gedaan! Dan had de dief niet ingebroken. Ik zou de tijd willen terugdraaien. 

Slide 7 - Slide

het verleden in het verleden
1. Koffiedrinken café– naar huis gaan
 
Nadat we koffie hadden gedronken in het café, gingen we naar huis.

Slide 8 - Slide

het verleden in het verleden:
Boek uitlezen – nieuw boek beginnen

Slide 9 - Open question

verleden in het verleden:
Sporten – douchen

Slide 10 - Open question

verleden in het verleden:
spel spelen - opruimen

Slide 11 - Open question

een niet-gebeurd verleden
had(den) + modal verb + infinitief
Ik had het raam dicht moeten doen.

Slide 12 - Slide

een niet-gebeurd verleden
eerder naar bed gaan

Slide 13 - Open question

een niet-gebeurd verleden
huiswerk maken

Slide 14 - Open question

3. Spijt! (If only!)
"Was ik maar" en "had ik maar"
Was ik maar nooit op vakantie gegaan.

Slide 15 - Slide

Spijt!
leugen verteld

Slide 16 - Open question

Spijt!
buiten gaan

Slide 17 - Open question