Didactisch coachen - Minilesje - LessonUp

Interactieve werkvormen in LessonUp
Na dit lesje...
  • ... kan ik een nieuwe interactieve werkvorm in LessonUp gebruiken, die past bij mijn vak.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MentorlesBeroepsopleiding

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Interactieve werkvormen in LessonUp
Na dit lesje...
  • ... kan ik een nieuwe interactieve werkvorm in LessonUp gebruiken, die past bij mijn vak.

Slide 1 - Slide

Le programme
Voorbeelden werkvormen | 5 min
  • Interactieve video / meerkeuzevragen
  • Het dubbele rad
  • De open vraag
  • Het woordweb
  • De sleepvragen
  • Vier erbij
  • Taartpuntenpuzzel
  • Scrabble
     
Zelf aan de slag | 10 min

Slide 2 - Slide


LessonUp
Dit wil ik graag leren / weten:

Slide 3 - Open question

O
A
C
H
E
L
O
O
G
timer
0:30
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
A
B

Slide 4 - Drag question

2

Slide 5 - Video


Quelle est la réponse la plus logique?
Au restaurant-1,
Écouter: Au restaurant
A
Bonjour, j'ai réservé une table.
B
C'était très bon!
C
Bonsoir, vous avez de la place pour deux personnes?
D
Il fait froid!

Slide 6 - Quiz

00:26

Ma famille
Wat betekent:
"mon frère" 
A
Mijn vader
B
Mijn moeder
C
Mijn zus
D
Mijn broer

Slide 7 - Quiz

00:39

Ma famille
Wat betekent:
"Ma grand-mère" ?
A
Mijn moeder
B
Mijn vader
C
Mijn oma
D
Mijn opa

Slide 8 - Quiz

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?
élève
Réponses
  • J'ai été en vacances.
    Ik ben op vakantie geweest.
  • J'ai mangé beaucoup!
    Ik heb veel gegeten. 
  • J'ai regardé Netflix tout le temps.
    Ik heb de hele tijd Netflix gekeken.
  • J'ai été malade.
    Ik ben ziek geweest.
  • J'ai fait des devoirs.
    Ik heb huiswerk gemaakt.
  • J'ai fait du sport avec mes ami(e)s.
    Ik heb gesport met mijn vriend(inn)en 
  • J'ai joué des jeux avec ma famille.
    Ik heb spelletjes gespeeld met mijn familie. 

Slide 9 - Slide

Avoir & être
Pers.vnw
Avoir / être
élève

Slide 10 - Slide


SO Unité 2 | français > néerlandais
6. Écoutez son histoire.

Slide 11 - Open question

Introduction Unité 3 'Après les cours'
Welke Franse woorden ken je al
die met school / hobby's
te maken hebben ?

Slide 12 - Mind map

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 13 - Drag question

Les choses en classe
la trousse
le prof(esseur)
le stylo
les devoirs
le crayon
le sac à dos

Slide 14 - Drag question


Verbes - er
Vous demandez
A
U praat
B
U speelt
C
Jullie vragen
D
Wij beginnen

Slide 15 - Quiz

Mon emploi du temps
24:00
12:00
lundi
mardi
dimanche
vendredi
mercredi
jeudi
samedi
midi
minuit
le français
l'anglais
les maths

Slide 16 - Drag question

Vier erbij
Sleep steeds 4 onderdelen die 
bij de persoon of het begrip horen, en leg je keuze aan elkaar uit.
Historisch Overzicht vanaf 1848
en Staatsinrichting

Slide 17 - Slide

7 december 1941
Washington
Kennedy
London
Japan
Pearl Harbor 
New York

Slide 18 - Drag question

Ji
Jij (zieke)

Partner (dokter)

Dialogue: Chez le docteur [p.20-21]
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.

Slide 19 - Slide

Soekarno
Indonesië
nationalisme
Verenigd Koninkrijk
Onafhankelijk-heidsstrijd
Eerste Wereldoorlog
Sarajevo

Slide 20 - Drag question

Taartpunten-puzzel

Slide 21 - Slide


Geef een korte uitleg over het begrip, 
de persoon of de gebeurtenis.

Slide 22 - Open question

... met scrabble-letters
S
P
E
L
E
N
L
1
3
1
2
2
1
1

Slide 23 - Slide

K
C
W
R
G
D
J
F
T
S
U
E
N
L
A
Q
U
M

Slide 24 - Drag question

Au travail! 
Voorbeelden werkvormen | 5 min
  • Interactieve video / meerkeuzevragen
  • Het dubbele rad
  • De open vraag
  • Het woordweb
  • De sleepvragen
  • Vier erbij
  • Taartpuntenpuzzel
  • Scrabble
     
Zelf aan de slag | 10 min
1. Klik op de link voor deze LessonUp.
2. Kopieer de LessonUp naar een eigen map.
3. Bewerk één van de werkvormen om aan te passen naar jouw eigen les.
timer
10:00
Link LessonUp

Slide 25 - Slide


Make a correct sentence with the word from 
the previous assignment

Slide 26 - Open question