Fokkerij - les 4

Fokkerij - les 4
1 / 33
next
Slide 1: Slide
MelkveehouderijMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Fokkerij - les 4

Slide 1 - Slide

Fokkerijstrategie
Hoe ga je er voor zorgen dat je je fokdoel behaald?

Slide 2 - Slide

Gesekkst Sperma
Melkras --> Vrouwelijke nakomeling
Vleesras --> Mannelijke nakomeling

90% nauwkeurig

Genotypische vooruitgang = groot!
Vleeskalveren brengen meer in! --> Compenseren kosten gesekst sperma

Slide 3 - Slide

Gesekst sperma

Slide 4 - Slide

Kruisen
Het paren van ouderdieren van twee verschillende rassen! 

Wordt toegepast als je in 1 generatie grote veranderingen wilt aanbrengen in je veestapel. 
Als het ras waarmee je kruist een hoger genetisch niveau hebt --> dan ook nog snelle genetische vooruitgang. 

Nadeel: je krijgt veel variatie in je koppel --> minder uniformiteit

Slide 5 - Slide

Heterosiseffect
Door te kruisen kunnen nakomelingen voor bepaalde eigenschappen beter zijn dan het gemiddelde van de ouderdieren

Dit geldt vooral voor: vitaliteit, gezondheid en vruchtbaarheid. 

Slide 6 - Slide

Soorten kruisingen
Verdringingskruising
Rotatiekruising
Veredelingskruising



Slide 7 - Slide

Verdringingskruising
Bij iedere vervolgkruising gebruik je een stier van het ras van het vaderdier --> je verdringt het oorspronkelijke ras in drie generaties

Nadeel: je raakt de goede eigenschappen van het oorspronkelijke ras kwijt. Heterosiseffect neemt iedere generatie verder af 

Slide 8 - Slide

Verdringingskruising

Slide 9 - Slide

Rotatiekruising
Je wisselt elke kruising de stieren van minimaal twee rassen af. 

Deze rassen sluiten het beste aan op je bedrijfsvoering en wensen. De kuiskalveren zijn bedoelt als vervanging van de melkveestapel. 

Drieweg-kruising kan ook --> Holstein x Brown Swiss --> Die dochter x Montbeliardestier --> die dochter x Holstein --> die dochter x Brown Swiss

Slide 10 - Slide

Rotatiekruising
Tweeweg rotatiekruising

Slide 11 - Slide

Veredelingskruising
De F1 (eerste nakomelingen) van een kruising van twee rassen kruis je weer terug met het oorspronkelijke ras 

Voordeel:
- Specifieke eigenschappen van een ras inkruisen
- Minder kan op inteelt
Let op: de gewenste eigenschappen van het moederras wil je behouden en de ongewenste eigenschappen van de vader wil je uitselecteren

Slide 12 - Slide

Veredelingskruising

Slide 13 - Slide

kruisingen
Blijft kansberekening!!
Wil niet zeggen dat het altijd werkt zoals je bedacht hebt!

Kan ook zijn dat er een goede eigenschap overerft, maar ook een hele slechte er bij komt!

Slide 14 - Slide

Fokdoel: Lage kosten
Door: 
- Verlengen levensduur --> lagere opfokkosten per kg geproduceerde melk 
- Meer kg eiwit per ligplaats --> verhogen gehaltes
INET en NVI gebruiken!

Slide 15 - Slide

Inteelt
Wanneer twee verwante dieren een nakomeling krijgen --> lijken genetisch op elkaar

Meer kans op homozygoot --> omdat beide ouders die ook hebben --> krijg je minder variatie

Slide 16 - Slide

Gevolgen van inteelt
Inteeltdepressie --> dieren presteren minder goed door inteelt dan op basis van de genetische aanleg wordt verwacht --> tegenovergestelde van heterosis --> Kan leiden tot verminderde gezondheid, minder melkproductie, korte levensduur

Erfelijke gebreken 
Afname in genetische diversiteit binnen de populatie

Slide 17 - Slide

Inteeltcoëfficiëntie
= De kans dat een dier identieke allelen van genen draagt omdat de ouders aan elkaar verwant zijn --> Dus bv. PP of pp

Inteelttoename mag maximaal 1% per jaar zijn --> Europees vastgelegd!

Met behulp van paringsprogramma's blijft de inteeltcoëfficiëntie vaak beperkt tot 6,2%


Slide 18 - Slide

Erfelijke afwijkingen
Zijn vaak recessieve erfelijke eigenschappen!
--> Anders had je wel gezien dat het moeder dier dit had...! 

Drager x drager --> 25% kans op nakomeling waarbij het erfelijke gebrek in het FENOTYPE tot uiting komt. 

Steeds meer genomics --> meer afwijkingen worden gevonden!

Slide 19 - Slide

Registratiekaart
Erfelijke factoren (gebreken) worden met een afkorting aangegeven op de registratiekaart  --> nu nog met:
+ = drager
- = geen drager
Dit wordt: 
C = Carrier = drager
F = Free = vrij, geen drager

Slide 20 - Slide

Voorbeelden
CDH: Bepaalde kalverdiarree --> kalveren hebben een gendefect waardoor ze geen vet kunnen opnemen uit de melk --> sterfte
Komt bij Canadese fokstier Maughlin Storm vandaan

Slide 21 - Slide

Voorbeelden
Mulefoot                                              Bulldogkalf




                                          CVM                                           

Slide 22 - Slide

Afkortingen

Slide 23 - Slide

Triple A
Score systeem --> Slechte eigenschappen van de koe compenseren met goede eigenschappen van de stier
  1. Dairy --> veel melk, snel laten schieten, efficient
  2. Tall --> relatief snelle groei, makkelijk melken
  3. Open --> Ruimte in het bekken, probleemloos kalven
  4. Strong --> Veel ontwikkeling op volwassen leeftijd
  5. Smooth -- vloeiende overgangen lichaamsdelen en goede voeropname
  6. Style --> gesloten kauwen, draaiers centraal

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

A2A2 melk
Beta-Casëine eiwit --> koeien hebben: 
A1A1, A1A2 (heeft beide vormen), A2A2 --> geen dominantie!

De homozygote A2A2 is voor de meeste mensen wat makkelijker te verteren dan de andere twee vormen!

Klik hier voor extra informatie

Slide 26 - Slide

A2A2 melk
Beta-Casëine eiwit --> koeien hebben: 
A1A1, A1A2 (heeft beide vormen), A2A2 --> geen dominantie!
(Caseïne geeft melk zijn witte kleur en is een hoogwaardig voedingseiwit dat alle negen essentiële aminozuren bevat)

De homozygote A2A2 is voor de meeste mensen wat makkelijker te verteren dan de andere twee vormen!

Klik hier voor extra informatie

Slide 27 - Slide

A2A2 melk
Bepaalde rassen hebben dit meer --> bv Jerseys
Maar HF ook al 41% van de ZB-koeien die dit heeft en 37% van de RB!

Genomics om te bepalen 
of jouw koeien A2A2 zijn


Slide 28 - Slide

Het plaatje hiernaast is een voorbeeld van:
A
rotatiekruising
B
veredelingskruising
C
verdringingskruising

Slide 29 - Quiz

Welke uitspraak past bij de term inteelt?
A
Twee niet- verwante dieren krijgen nakomelingen
B
Twee verwante dieren krijgen nakomelingen
C
Je kruist een nieuw ras in

Slide 30 - Quiz

Wat is het heterosiseffect?
A
De nakomeling is beter dan zijn beide ouders
B
je krijgt steeds minder genetische variatie
C
je kruist steeds terug met het oorspronkelijke ras

Slide 31 - Quiz

Noem 2 voordelen van gesekst sperma

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide