Hst. 6, par. 6.1 2022

Hst. 6 Steden en Staten
par. 6.1 Woonplaats en werkplaats
3 lessen 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Hst. 6 Steden en Staten
par. 6.1 Woonplaats en werkplaats
3 lessen 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
samen lezen par. 6.1: stukje Platteland en stad
welke veranderingen vinden er plaats na 1000 na chr.
filmpje drieslagstelsel
aantekeningen in schrift
huiswerk: par. 6.1 maken opdr. 1 tm 3

Slide 2 - Slide

Veranderingen rond 1000 na chr.
  • het is veiliger, minder oorlogen (dus kooplieden durven weer te reizen)
  • vernieuwingen in landbouw
  • de bevolking groeit (door meer en beter voedsel)
  •  markten worden steden (verstedelijking)
  • geldeconomie komt op

Slide 3 - Slide

Veranderingen in landbouw
1. nieuwe landbouwtechnieken:
- uitvinding ijzeren ploeg
- betere bemesting
- drieslagstelsel (zie filmpje)
- paard ipv een os (minder zwaar)
2. ontginning nieuwe gronden (droogmaken moerassen)

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Vandaag
- herhalen (veranderingen rond 1000 n chr)
- nieuwe stof:
1. ontstaan markten: steeds meer geld in gebruik. 
Handelaars komen overal vandaan met verschillende muntsoorten ==> Geldwisselaars worden belangrijk, zij worden de latere bankiers.
2. gilden: hier werken ambachtslieden samen  met regels voor productie en kwaliteit.
3. handelsgebieden: vanuit de Lage Landen handel met  Noord- en Zuid- Europa, maar ook met steden aan de Noordzee en Oostzee (de Hanze-steden).

Slide 7 - Slide

Gevolgen veranderingen in landbouw 
1. meer en beter voedsel==> bevolking groeit
2.  landbouwoverschot wordt geruild en later verhandeld (tegen geld)
3. er zijn minder boeren nodig 
==> boeren trekken weg
==> ontstaan nieuwe beroepen (ambachten en nijverheid)
4. er ontstaan kleine nederzettingen bij markten en dat worden later steden

Slide 8 - Slide

waar ontstaan steden??
- op goed bereikbare plekken (bij rivier of weg)
- op veilige en goed beschermde plekken (in de buurt van kasteel of klooster)
- in de buurt van nieuwe landbouwgronden (drooggemaakte moerassen)
- handelaren overwinteren op die plekken, slaan hun spullen daar op of organiseren hier markten

-  Europa verstedelijkt: Noord-Italië, Vlaanderen en Holland
(verstedelijking = urbanisatie = groei van het aantal steden)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

de geldeconomie
samen stukje lezen
moeilijke begrippen opschrijven:
geldwisselaar
wisselbrief
bank
winst
vraag en aanbod
rente
giro

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Waar (-in) handelde men?
-  Noord-Europa: graan, hout,  bont, vis en textiel (laken) = Hanze
- Zuid-Europa:  wijn, zout, zuidvruchten 
- Midden-Oosten:parfum, zijde en specerijen (plantaardige smaakstoffen) 

Hanze (= duits woord) betekent gilde
steden aan de Noordzee en de Oostzee werken samen in de Hanze
er is sprake van internationale handel: tussen Noord Europa en Zuid-Europa

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

nog een paar quizvraagjes

Slide 24 - Slide

Het tijdvak Steden & Staten duurt
A
van 500 tot 1500
B
van 500 tot 1000
C
van 1000 tot 1500
D
van 1500 tot 1600

Slide 25 - Quiz

Het tijdvak 'Steden & Staten' kende een...
A
landbouwsamenleving
B
landbouw-stedelijke samenleving

Slide 26 - Quiz

Waarom konden aan het eind van de middeleeuwen steeds meer mensen overstappen van het beroep boer op het platteland naar een ander beroep in de stad?
A
Er hoefde niet zo veel te worden geoogst, omdat het aantal mensen afnam.
B
Er kwamen nieuwe uitvindingen in de landbouw.
C
Er kwamen steeds meer huizen in de stad.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 27 - Quiz

Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 28 - Quiz