30. Thema 5, week 1 Dictee 3 en 7

lesdoel
Ik weet of ik een werkwoord in de tegenwoordige tijd of verleden tijd moet zetten.

Ik weet hoe ik een voltooid deelwoord of een bijvoeglijk voltooid deelwoord schrijf.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

lesdoel
Ik weet of ik een werkwoord in de tegenwoordige tijd of verleden tijd moet zetten.

Ik weet hoe ik een voltooid deelwoord of een bijvoeglijk voltooid deelwoord schrijf.

Slide 1 - Slide

Vervoeg het woord: uitkijken
TT                                    VT
Ik ..... uit                         Ik .......
Hij ... .                            Wij ........
Wij .......

Voltooid deelwoord: Wij hebben de serie .....................
Bijvoegelijk voltooid deelwoord: De ................ serie

Slide 2 - Slide

Vervoeg het woord: SAMENRAPEN
TT                                    VT
Ik ..... samen                 Ik .......
Hij ... samen                 Wij ........
Wij .......

Voltooid deelwoord: Ik heb de spullen .....................
Bijvoegelijk voltooid deelwoord: De ................ spullen

Slide 3 - Slide

Werkwoord: eten
Vroeger ......... mensen veel aardappelen.

Slide 4 - Open question

Werkwoord: raden
Tegenwoordig ......... wij vaak het antwoord.

Slide 5 - Open question

Werkwoord: landen
Vorig jaar ......... het vliegtuig op een verkeerde landingsbaan.

Slide 6 - Open question

Werkwoord: verbranden
Hij ......... zijn vinger.

Slide 7 - Open question

Werkwoord: verbranden
Vroeger .........  hij zijn vinger aan een kaars.

Slide 8 - Open question

Werkwoord: bedoelen
Hij heeft dat niet zo ........

Slide 9 - Open question

Werkwoord: schrijven
De ........ brief ziet er mooi uit.

Slide 10 - Open question

Werkwoord: kleden
Wat ...... de mensen zich raar in de prehistorie.

Slide 11 - Open question

Werkwoord: lopen
Hij ging ....... naar school..

Slide 12 - Open question

Werkwoord: worden
Morgen ....... het warmer weer.

Slide 13 - Open question

Werkwoord: zeggen
Wat heb jij tegen hem ...........

Slide 14 - Open question

Werkwoord: inspireren
Waardoor raak jij .............

Slide 15 - Open question

Werkwoord: uitdelen
De klassendienst heeft de schriften .............

Slide 16 - Open question

Werkwoord: uitdelen
De .............. schriften liggen op tafel.

Slide 17 - Open question

Werkwoord: voetballen
Dit meisje ....... gisteren erg goed.

Slide 18 - Open question

Werkwoord: redden
De brandweer ....... het katje.

Slide 19 - Open question

aan het werk

 Thema 5, week 2
Dictee 7

Slide 20 - Slide