anders zijn

Anders zijn
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Anders zijn

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat voor soort tekst is regel 8 t/m 45?
A
een advertentie
B
een interview
C
een artikel
D
een verhaal

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de tekst Anders zijn! Waar zou je deze tekst kunnen tegenkomen?
A
in een kookboek
B
in een schoolboek
C
in een krant
D
in een tijdschrift

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je zeggen over regel 49 t/m 57?
A
Het is een instructieve tekst. Er staan vragen in die je helpen te ontdekken welke vooroordelen mensen kunnen hebben
B
Het is een informatieve tekst. Er staan feiten in die je helpen te ontdekken welke vooroordelen mensen kunnen hebben
C
Het is een instructieve tekst. Er staan feiten in die je helpen te ontdekken welke vooroordelen mensen kunnen hebben
D
Het is een informatieve tekst. Er staan vragen in die je helpen te ontdekken welke vooroordelen mensen kunnen hebben

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

De tekst gaat over vooroordelen. Wat weet jij al over vooroordelen?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

We lezen samen de tekst

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lees de titel nog eens. Waarom heeft de tekst deze titel denk je?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat is de belangrijkste boodschap van deze tekst?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Sessie 2 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Lees: Karel ... flat. (r. 4 en 5) Karel is een meisje. Aan welk woord in deze
zin zie je dat? Markeer het woord in de tekst.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat voor soort woord heb je gemarkeerd bij de vorige vraag?
A
een bijwoord van plaats
B
een verwijswoord
C
een bijwoord van tijd
D
figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Lees: Op ... muur. (r. 23) Welk twee verwijswoorden zie je in deze zin?
Markeer de verwijswoorden in de tekst.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Waarnaar verwijst het tweede verwijswoord dat je hebt gemarkeerd?
A
een meneer
B
de deur
C
een rollator
D
het spinnenweb

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Lees: ‘Aan ... heen. (r. 8 t/m 10). Welk signaalwoord voor een
overeenkomst zie je in dit stukje?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

 Lees: De ... hebben. (r. 50 t/m 52) Welke zin gaat over een doel en een
middel? Markeer de zin in de tekst.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is het middel en wat is het doel? Vul in

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Janneke Schotveld heeft de tekst over de flat geschreven. Wat zijn haar
belangrijkste schrijversdoelen, denk je? Kruis twee antwoorden aan.
A
Haar lezers aan het denken zetten
B
Haar lezers overtuigen van haar mening
C
Haar lezers uitleggen hoe ze iets moeten doen.
D
Haar lezers vermaken

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Vat de tekst in je eigen woorden samen.

Slide 18 - Open question

Bijvoorbeeld: het meisje Karel is net in een oude
flat komen wonen. Samir, een jongen uit de flat,
laat haar alles zien. Ze ontmoeten een oude
buurman, die vooroordelen heeft over Samir
En dan tot slot ......

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions