Les 1 Markt en vraag

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij een markt?

Slide 2 - Open question

Waar zal de vraag naar een product van af hangen?

Slide 3 - Open question

Betalingsbereidheid:
Hoeveel een klant wil betalen staat los van de prijs die de aanbieders vragen.
Leg dat eens uit!

Slide 4 - Slide

De huizenmarkt is een ......
A
concrete markt
B
jaarmarkt
C
abstracte markt
D
seizoenmarkt

Slide 5 - Quiz

Substitutiegoederen:
Goederen die door andere goederen kunnen worden vervangen
B.v. fruit: een appel i.p.v een sinaasappel

Slide 6 - Slide

Complementaire goederen:
Goederen die elkaar aanvullen
B.v.: Koffie - koffiemelk, suikerklontjes

Slide 7 - Slide

Als de prijs van appels wijzigt koopt de consument een substitutiegoed.

Slide 8 - Slide

Noem een substitutiegoed voor schoenen.

Slide 9 - Open question

Noem een complementairgoed bij een trouwpak.

Slide 10 - Open question

Individuele vraaglijn:

In een grafiek wordt de vraaglijn van één persoon weergegeven.
Collectieve vraaglijn:

In een grafiek wordt de vraaglijn van een groep consumenten weergegeven.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld van een collectieve vraaglijn.

Slide 12 - Slide

Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid.
Reageert de vraag sterk op een prijsverandering: elastisch
Reageert de vraag nauwelijks op een prijsverandering: inelastisch

Slide 13 - Slide

De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid =

Slide 14 - Slide

Een slager verlaagt de prijs van zijn gehakt met 10% per kilo. Hierdoor verkoopt hij 7% meer gehakt.
Wat is de prijselasticiteit van de vraag naar gehakt bij deze slager?
A
-1,4
B
1,4
C
-0,7
D
0,7

Slide 15 - Quiz

De overheid heeft de accijns op sigaretten verhoogd met 15% omdat ze het gebruik van tabak significant wil remmen. De verkoop van sigaretten is gedaald met 3%.
Heeft de overheid zijn doel bereikt? Toon dit aan met een berekening.

Slide 16 - Open question

Eén maand na een prijsverhoging stelt een bakker vast dat hij 40% minder worstenbrood heeft verkocht. De verkochte hoeveelheid bruinbrood is slechts met 5% afgenomen. De prijsverhoging was bij beide producten 20%.
Bereken de prijselasticiteit van de vraag naar worstenbrood en de vraag naar bruinbrood.

Slide 17 - Open question

Maken Markt:
Onderdeel: Vraag A, B, C en D

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide