Waterkracht

Waterkracht
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Waterkracht

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe een waterkrachtcentrale zwaarte-energie omzet in elektrische energie.
Je kunt berekeningen uitvoeren met zwaarte-energie, massa en hoogte.
Je kunt in berekeningen het verband tussen zwaarte-energie en bewegingsenergie toepassen.
Je kunt uitleggen op welke vier punten je energiebronnen met elkaar kunt vergelijken.
Je kunt voor- en nadelen noemen van de energiebronnen die in Nederland worden gebruikt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Zwaarte energie (potentiële energie)
zwaarte-energie = massa × zwaartekracht per massa-eenheid × hoogte
Ez = m ∙ g ∙ h

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Door een waterkrachtcentrale stroomt elke seconde 600 m3 water. Het hoogteverschil tussen het waterniveau voor en na de dam is 80 m.
Bereken hoeveel zwaarte-energie de centrale per seconde verbruikt. Zoek eerst de dichtheid van water op in Binas.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Door een waterkrachtcentrale stroomt elke seconde 600 m3 water. Het hoogteverschil tussen het waterniveau voor en na de dam is 80 m.
Bereken hoeveel zwaarte-energie de centrale per seconde verbruikt. Zoek eerst de dichtheid van water op in Binas.
ρ = 1,00 g/cm3 = 1000 kg/m3

Slide 6 - Slide

Uitwerking
  • V = 600 m3
  • ρ = 1,00 g/cm3 = 1000 kg/m3
  • h = 80 m
  • g = 10 N/kg
  • m = ρ ∙ V = 1000 × 600 = 6,0∙105 kg
  • Formule : Ez = m ∙ g ∙ h
  • 6,0∙105 × 10 × 80 = 4,8∙108 J = 480 MJ (480 miljoen Joule)

Slide 7 - Slide

Zwaarte-energie en bewegingsenergie
bewegingsenergie
Ek=0,5 ∙ m ∙ v2
Zwaarte-energie
Ez=m ∙ g ∙ h
Zwaarte-energie en bewegingsenergie
0,5 ∙ m ∙ v2 = m ∙ g ∙ h

Slide 8 - Slide

Zwaarte-energie en bewegingsenergie
0,5 ∙ m ∙ v2 = m ∙ g ∙ h
x2 
m ∙ v2 = 2 m ∙ g ∙ h
:m
v2 = 2 ∙ g ∙ h
v =  √ (2 ∙ g ∙ h)

Slide 9 - Slide

Lieke schopt een voetbal recht omhoog (afbeelding 4). De bal bereikt een hoogte van 18 m.
Bereken de snelheid (in km/h) die Lieke de bal meegaf. Je mag de hoogte verwaarlozen die de bal op het moment van trappen al had.
Lieke schopt een voetbal recht omhoog (afbeelding ). 
De bal bereikt een hoogte van 18 m.
Bereken de snelheid (in km/h) die Lieke de bal meegaf. 
Je mag de hoogte verwaarlozen die de bal op het moment van trappen al had.

Slide 10 - Slide

Lieke schopt een voetbal recht omhoog (afbeelding 4). De bal bereikt een hoogte van 18 m.
Bereken de snelheid (in km/h) die Lieke de bal meegaf. Je mag de hoogte verwaarlozen die de bal op het moment van trappen al had.
hoogte  (h) = 18 m.
Zwaarte kracht (g) = 10 N/kg
Bereken de snelheid (in km/h) 

Formule ?

Slide 11 - Slide

Lieke schopt een voetbal recht omhoog (afbeelding 4). De bal bereikt een hoogte van 18 m.
Bereken de snelheid (in km/h) die Lieke de bal meegaf. Je mag de hoogte verwaarlozen die de bal op het moment van trappen al had.
hoogte  (h) = 18 m.
Zwaarte kracht (g) = 10 N/kg
Bereken de snelheid (in km/h) 

Formule 
0,5 ∙ m ∙ v2 = m ∙ g ∙ h × 2
m · v2 = 2 ∙ m · g ∙ h : m
v2 = 2 ∙ g ∙ h
v = √ (2 ∙ g ∙ h)

Slide 12 - Slide

Lieke schopt een voetbal recht omhoog (afbeelding 4). De bal bereikt een hoogte van 18 m.
Bereken de snelheid (in km/h) die Lieke de bal meegaf. Je mag de hoogte verwaarlozen die de bal op het moment van trappen al had.
hoogte  (h) = 18 m.
Zwaarte kracht (g) = 10 N/kg
Bereken de snelheid (in km/h

Formule 
0,5 ∙ m ∙ v2 = m ∙ g ∙ h × 2
m · v2 = 2 ∙ m · g ∙ h : m
v2 = 2 ∙ g ∙ h = 2 ∙ 10 ∙ 18 = 360
v = √( 2 ∙ g ∙ h)
berekening
v= √ (2 ∙ 10 ∙ 18) = √360 = 19 m/s = 19 ∙ 3.6 = 
68 km/h

Slide 13 - Slide

Energiebronnen vergelijken
  • Hoeveel kost de energie die je uit de energiebron haalt
  • Kan de energiebron op den duur uitgeput raken
  • Is de energiebron altijd of alleen af en toe beschikbaar
  • Wat zijn de gevolgen voor het milieu
  • wat nog meer ?

Slide 14 - Slide

Aan de slag 
Maak de opgaven van 
hoofdstuk 11 
paragraaf 4

Slide 15 - Slide