bijwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

 L'ADVERBE - HET BIJWOORD

OHerhaal eerst het bijvoeglijk naamwoord, boek-B blz. 138 en bekijk onderstaande animatie, anders kun je het bijwoord niet vormen, het bijwoord maak je nl. van het bijvoeglijk naamwoord!

Grammatica animatie: het bijvoeglijk naamwoord. (klik)

 Een bijwoord zegt iets over...

1. een werkwoord behalve het werkwoord être 'zijn':	Les garçons vont régulièrement au cinéma. De jongens gaan regelmatig naar de bioscoop.
2. een bijvoeglijk naamwoord :	Elle est très sympa . Zij is erg aardig.
3. een ander bijwoord :	Il marche trop lentement . Hij loopt te langzaam.
4. een hele zin :	Heureusement , nous sommes arrivés à l'heure . Gelukkig zijn wij op tijd gekomen.

 Een bijwoord zegt NIET iets over...

- een zelfst. naamwoord:

Een bijwoord hoort NIET bij een zelfstandig naamwoord en verandert dus ook niet!

Een bijvoeglijk naamwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord en voegt zich daarnaar:

  Hoort het bij een vrouwelijk zelfst. naamwoord? Dan komt er een -e achter. (Elle est jolie.)

  Hoort het bij een meervoud zelfst. naamwoord? Dan komt er een -s achter.

  Hoort het bij een vrouwelijk én meervoud zelfst. naamwoord? Dan komt er -es achter.

Een bijwoord hoort bij een werkwoord en een werkwoord is niet vrouwelijk of meervoud.

Waar zegt het bijwoord iets over?

1. hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord (behalve être)
2. hele zin, werkwoord (behalve être), ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
3. lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
4. persoonlijk voornaamwoord, werkwoord (behalve être)

Vorm van het bijwoord

Het bijwoord maak je door achter het bijvoeglijk naamwoord -ment te zetten.

1.   Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een klinker? 

      plak er direct -ment achter.                                      

      Bijvoorbeeld: vrai - vraiment (waar, echt)

2.   Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker?

      maak het eerst vrouwelijk en zet er dàn pas - ment erachter.

      Bijvoorbeeld: direct - directement (meteen),
                           heureux - heureusement  (gelukkig)

Let op:

     Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op -ent of -ant ?

     -ent wordt -emment     Bijvoorbeeld: patient (geduldig) > patiemment

     -ant wordt -amment     Bijvoorbeeld: méchant (gemeen) > méchamment

     

     Leer ook de onregelmatige vormen op de volgende dia goed:

Mannelijk eindigend op klinker - ONREGELMATIG

Bijv. naamwoord	B ijwoord	DUS NIET:	Betekenis:
bo n	bien	niet bon ne ment	goed
meilleu r	mieux	niet meilleur e ment	beter
mauvai s	mal	niet mauvais e ment	slecht
genti l	gentiment	niet gentil le ment	aardig
lon g	longtemps	niet long ue ment	lang
viol e nt	viol emment	niet violent e ment	heftig, hevig
méch ant	méch amment	niet méchant e ment	gemeen, vals
l et ook op:
énorme	énorm é ment	WEL: accent op de é	enorm

Let op:

     

        Rapide (snel) heeft behalve rapidement nóg een bijwoord: vite

        Je mag beide bijwoorden gebruiken, rapidement en vite zijn synoniemen.

     

                                           Kijk en luister naar het filmpje

Maak vh bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

Tu marches trop (rapide) ! - Je loopt te snel !

1. vitement
2. rapide
3. vitement / rapide
4. rapidement / vite

Let op het werkwoord être, rapide is dus geen bijwoord.

C'est une voiture (rapide). - Het is een snelle auto.

1. vitement
2. rapide
3. vitement / rapide
4. rapidement / vite

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord

door de juiste uitgang ernaartoe te slepen.

simple

violent

malheureux

vrai

parfait

bon

sportif

méchant

ment

amment

sement

bien

vement

ment

emment

ement

BON of BIEN? (GOED)

werkwoord (en andere woorden)

bon(ne)(s)

zelfstandig naamwoord

bien

vertaal 'goed' bij een werkwoord

vertaal 'goed' bij een zelfst naamwoord

 'n bijvoeglijk nmw zegt iets over een..

 'n bijwoord zegt iets over een..

BON of BIEN? (GOED)

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord (en andere woorden)

bien zegt iets over een ..

bon(ne)(s) is een ..

 bien is een ..

 bon(ne)(s) zegt iets over een ..

MAUVAIS of MAL? (SLECHT)

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

werkwoord

mauvais(e)(s) zegt iets over een . .

mauvais(e)(s) is een . .

mal is een . .

mal zegt iets over een . .

MAUVAIS of MAL? (SLECHT)

werkwoord (en andere woorden)

mauvais(e)(s)

zelfstandig naamwoord

mal

vertaal 'slecht' bij een werkwoord

vertaal 'slecht' bij een zelfst naamwoord

 bijvoeglijk nmw zegt iets over een ..

 bijwoord zegt iets over een ..

MEILLEUR of MIEUX? (BETER)

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

bijwoord

werkwoord

meilleur(e)(s) zegt iets over een . .

meilleur(e)(s) is een . .

mieux is een . .

mieux zegt iets over een . .

MEILLEUR of MIEUX? (BETER)

werkwoord (en andere woorden)

meilleur(e)(s)

zelfstandig naamwoord

mieux

vertaal 'beter' bij een werkwoord

vertaal 'beter' bij een zelfst naamwoord

 bijvoeglijk nmw zegt iets over een ..

 bijwoord zegt iets over een ..

Maak van "vrai" een bijwoord:

1. vraimment
2. vraiment
3. vraiement
4. vraisement

Maak van "doux" een bijwoord:

1. douce
2. douxment
3. doucement
4. douxement

Maak van "absolu" een bijwoord:

1. absolument
2. absoluement
3. absolutement
4. absolemment

Maak van "bon" een bijwoord:

1. bonment
2. bonnement
3. bien
4. bienment

Maak van "meilleur" een bijwoord:

1. mieux
2. meilleurement
3. mieuxment
4. mieument

Maak van "gentil" een bijwoord:

1. gentillement
2. gentiment
3. gentement
4. gentilment

Maak van "patient" een bijwoord:

1. patientement
2. patientment
3. patiemment
4. patiement

Vul het ontbrekende woord in:
'Lupin' est un bon film mais
'Intouchables' est un ......... (betere) film.
film = zelfst. naamwoord

1. ..Intouchables est un plus bon film.
2. ..Intouchables est un mieux film.
3. ..Intouchables est un meilleur film.
4. ..Intouchables est un plus bien film.

Vul het ontbrekende woord in:
Cette actrice joue .......... . - Die actrice speelt goed.
(jouer = werkwoord)

1. Cette actrice joue bonnement.
2. Cette actrice joue bonne.
3. Cette actrice joue bon.
4. Cette actrice joue bien.

Vul het ontbrekende woord in:
Cet acteur joue .......... . - Die acteur speelt beter.
(jouer = werkwoord)

1. Cet acteur joue plus bon.
2. Cet acteur joue plus bien.
3. Cet acteur joue mieux.
4. Cet acteur joue meilleur.

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

Vous pouvez parler (lente) s'il vous plaît madame ?

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

Louis descend (facile) en skis.

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

(Malheureux) j'ai perdu mon portemonnaie.

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

Le champion s'est entrainé (long) et il a gagné !

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

J'ai (bon) dormi ! (Ik heb goed geslapen!)

Maak van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes een bijwoord.

J'ai (mauvais) joué aujourd'hui. (Ik slecht gespeeld vandaag.)

Huiswerk: goed leren: Appr 5 (l'adverbe)